72 Tandernaken op den Rijn
AL CXLIX
Lit.: Kalff, p. 441; FvD II, p. 1050.
Gespeelkenslied. Twee vriendinnen voeren een gesprek over de liefde (cf. nr. 39 en nr. 76). Het ene meisje is treurig omdat haar moeder elke ontmoeting met haar geliefde verbiedt; het andere probeert eerst haar vriendin te troosten, daarna te waarschuwen door te wijzen op haar eigen ervaringen. Als zíj (de vriendin) naar haar moeder had geluisterd, zou zij nu geen kind verwachten van een minnaar die haar in de steek gelaten heeft. Opeens begint het treurige meisje te lachen: daar komt haar minnaar te voorschijn, die het gesprek heeft afgeluisterd en haar vriendelijk groet. Vergeten zijn haar sombere gedachten en de pessimistische raadgevingen van haar vriendin.
1:1-4 De verteller leidt het door hem weergegeven gesprek tussen twee meisjes in. - 1:1 Tandernaken: ‘te Andernach’ (zie de aant. bij nr. 76, 1:3); op: ‘aan’. - 1:2 vant: ‘vond’; maechdekens: druk machdekens; spelen gaen: ‘die zich buiten (in de natuur) gingen ontspannen’, ‘die gingen wandelen’. - 1:3 die een: De melodie vereist die eene; dochte mi: ‘beviel mij’; aen haer aenschijn: ‘wat haar gezicht betrof’. Een andere opvatting van 1:3-4 lijkt eveneens mogelijk: ‘de ene, zo scheen mij toe, aan haar gezicht te zien, haar ogen waren met tranen omfloerst’. - 1:5-7 Het andere meisje spreekt tot haar bedroefde vriendin. - 1:5 ghespele: ‘vriendin’. - 1:6 sweert: ‘doet... zeer’; moet: ‘gemoed’. - 1:7 woudijs mi maken vroet: ‘zou je het mij willen vertellen’. - 1:8-10 Het verdrietige meisje antwoordt. - 1:8 ‘ik kan het je niet allemaal vertellen’. Terwille van de melodie moet het laatste woord van de achtste regel in elke strofe worden herhaald (eventueel voorafgegaan door ja). - 1:9 diet mi doet: ‘die het mij (aan)doet’. - 1:10 boel: ‘geliefde’; verjagen: ‘wegjagen’, ‘(van mij) wegnemen’. |
2:1-4 Haar vriendin tracht haar op te beuren. - 2:1 daer en leyt niet an: ‘dat is niet erg’, ‘dat geeft niets’. - 2:2 den mey: ‘de meitak’ of ‘de meimaand’. Bedoelt zij dat het komende meifeest het treurige meisje gelegenheid zal bieden haar minnaar te ontmoeten, zonder dat haar moeder dit kan verhinderen? - 2:3-4 Naar onze mening komt de volgende interpretatie het meest in aanmerking: ‘wie niet in staat is zijn liefje te spreken (ontmoeten), die kan de liefde (ook) niet kwellen (geen last be- |