63 O waerde mont
AL CXXX
Lit.: FvD I, p. 572.
Loflied ‘int amoureus’. In aanwezigheid van zijn geliefde voelt de minnaar zich gelukkig, al bekruipt hem soms de angst dat zij hem in de steek zal laten. Als dat gebeurt is hij radeloos. - Dit simpele liedje verraadt een niet geringe poëtische vaardigheid. De zesregelige strofen hebben elk twee rijmklanken: vier mannelijke, twee vrouwelijke.
1:1 waerde mont: Metonymische aanduiding van de geliefde wier kussen liefdesverdriet genezen. - 1:3 ‘het diepst van mijn hart’ (waar de melancholie huist). - 1:4 ‘steeds (opnieuw)’. - 1:6 So: ‘dan’; al: ‘geheel’. |
2:2 tfier gelaet: ‘het schone, stralende gelaat’. - 2:3 disperaet: ‘wanhopig’. - 2:4 ‘geen middel helpt’. - 2:5 Wilt si: ‘als zij... wil’; begheven: ‘in de steek laten’. - 2:6 Van vruechden... sneven: ‘van (mijn) liefdesgeluk... afvallen’. Men zou vrijer kunnen vertalen: ‘dan is het met mijn liefdesgeluk afgelopen’. |
3:1 ghelu: ‘blond’. - 3:3 Brenghen: druk Breghen; vaer: ‘vrees’. - 3:4 ‘af en toe’, ‘telkens weer’. - 3:6 Oft: ‘of dat’. Niet uitgesloten lijkt de betekenis ‘als’. |
4:3 ‘zonder weerga’. - 4:4 Maken mi: ‘geven mij’; vroecht: ‘vreugde’, ‘liefdesgeluk’. - 4:6 Boete: ‘bevredig’. |
5:2 el: ‘anders’. - 5:3 narst: ‘ernst’; in spel: ‘voor de grap’, ‘spelenderwijs’. - 5:4 bevel: ‘verlangen’. - 5:5 hout gelofte: ‘houd uw belofte (van trouw)’; in trouwen: ‘oprecht’, ‘waarachtig’. |