52 Ick seg adieu
AL C
Lit.: FvD I, p. 690.
Afscheidslied. De minnaar groet zijn geliefde. Een ander zal zich nu in haar gunst gaan verheugen. Maar hij zal haar altijd trouw blijven. - Dit conventionele lied verraadt een indrukwekkend poëtisch vakmanschap. De slotregel van str. 1 keert terug bij str. 3 en str. 5; die van str. 2 in str. 4 en str. 6.
1:3 Tot op een nyeu: ‘tot een nieuwe gelegenheid (waarbij wij elkaar kunnen ontmoeten)’. Het is ook mogelijk de punt na 1:2 te schrappen, en een komma (of een puntkomma) te plaatsen na nyeu (So in 1:4 kan dan worden vertaald met ‘dus’). - 1:4 troost verbeyden: ‘hunkeren naar verlichting van mijn smart’. - 1:6 daer sal ic zijn: De minnaar blijft in gedachten altijd bij zijn geliefde. - 1:7 Tsi... oft: ‘of dat... betekent, of...’. Bij het zingen moet v. 7 in alle strofen worden herhaald. - 1:8 u vry eygen: ‘geheel de uwe’. |
2:1 ‘de kwelling van mijn zinnen’. - 2:3 ‘haar weerspannige liefde’. - 2:4 doet... schueren: ‘rijt... uiteen’. - 2:5 doet mi den noot: ‘brengt mij in geestelijke nood’. - 2:6 gewont: Het liefdesverdriet was naar middeleeuwse opvatting een schrijnende wond. bloot: ‘onomwonden’. - 2:7 minjoot: ‘bekoorlijke’. |
3:3-4 ‘wil mij toch van alle verdriet verlossen’. Van de verbinding van het
|