51 Ic weet een uutvercoren
AL XCIX
Lit.: Kalff, p. 328; FvD I, p. 428.
Liefdesklacht. Een afgewezen minnaar treurt over de onrechtvaardige behandeling die hem ten deel is gevallen. Hij laat zich honend uit over zijn rivaal, die zich nu in de gunst van zijn geliefde mag verheugen. Terwijl anderen plezier maken, zit hij droevig thuis. Hoe vaak is hij vroeger niet de gracht overgestoken om bij zijn geliefde te komen? Zijn schoenen zijn daarbij in de modder blijven steken. - De interpretatie van dit lied, minder conventioneel dan vele andere liefdesklachten, biedt enkele problemen, met name in str. 1.
1:1 weet: ‘ken’, ‘heb’; uutvercoren: ‘uitverkorene’, ‘geliefde’. - 1:2 Deze stereotiepe uitdrukking betekent zowel ‘zij neemt in mijn hart een grote plaats in’, als ‘ik ben haar onvoorwaardelijk trouw’. - 1:3 Na mi: ‘naar mij’; hooren: ‘luisteren’. - 1:5 ‘ik weet (heb ervaren) dat zij een grote tekortkoming heeft’. Misschien is ook een andere opvatting mogelijk: ‘ik weet dat zij in staat is groot leed te berokkenen’. - 1:6 leyt: ‘leed’. - 1:7-8 De betekenis van deze verzen is ons niet duidelijk. steden van wetten zijn steden die het recht hebben verkregen in naam van de landsheer recht te doen spreken; bescheyt doen zou kunnen betekenen ‘recht doen wedervaren’. Wordt de geliefde hier voorgesteld als een rechter, en de minnaar als een beklaagde? Dan zou men de verzen als volgt kunnen begrijpen: ‘in alle plaatsen waar recht wordt gesproken doet zij mij weinig recht wedervaren’. |
2:1 Daer: nl. in het huis van mijn geliefde; willecommen (druk willecom): ‘welkom’. - 2:2 hieten: ‘bevelen’; elders gaen: ‘ergens anders heen te gaan’. - 2:3-4 Het zijn geen blinden of stommen die de verwijdering tussen hem en zijn geliefde hebben veroorzaakt, maar integendeel mensen die meer zien en meer praten dan ze behoren te doen: de niders (zie hiervóór, Dl. II, p. XVIII). - 2:5 bi haren schulden: ‘door hun schuld’. - 2:6 oorlof betekent eigenlijk ‘verlof om te vertrekken’; het vers kan worden vertaald met: ‘dat zij mij nu de bons geeft’. - 2:7 root gulden: ‘van rood goud’. - 2:8 En kore ic... niet voor: ‘zou ik... niet verkiezen boven’. |
3:1 ‘ik ken nog iemand (nl. een rivaal) die erop uitgaat om te vrijen’. - 3:2 ‘het is onzeker, men kan niet weten wat hij voor onheil aanricht’. -
|