42 Ic had een alderliefste
AL LXXXVI
Lit.: Kalff, p. 293; FvD I, p. 335; He, p. 71; Eos, p. 494.
Dagelied. Een jongeman weet door te dringen tot in de kamer waar zijn geliefde slaapt. Zij schenkt hem haar wederliefde. De wachter dreigt hen te verraden, maar wordt omgekocht. - De interpretatie van str. 2 is problematisch.
1:1-8 De minnaar vertelt hoe hij na een nachtelijke tocht bij het huis van zijn geliefde kwam. - 1:1-2 Waarschijnlijk een contaminatie van Ic had een alder liefste (‘een geliefde’) en die alder liefste Die ic met ogen aensach (‘ooit aanschouwde’). - 1:4 dach: ‘dageraad’ (toch zal hij wel vóór zonsopgang bij zijn geliefde zijn gekomen, blijkens 6:8). - 1:6 al totter tijt: ‘tot het afgesproken tijdstip’ (Forster, Eos, p. 496 vertaalt: ‘until the time was ripe’). - 1:8 trou salich: ‘lieve’; wijf: ‘vrouw’. |