41 Ick quam tot eenen dansse
AL LXXXV
Lit.: FvD II, p. 944; He, p. 69 (tekst), p. 198 (aant.).
Vrouwenklacht. De ‘ick’ van dit lied ontmoet een jonge vrouw die hem deelgenoot maakt van haar verdriet. Men heeft haar met een oude man laten trouwen, die zowel in bed als aan tafel haar weerzin opwekt. In de laatste strofe horen wij haar op een later tijdstip. Haar eerste echtgenoot is gestorven; zijn jonge opvolger slaat haar, zodat ze terugverlangt naar de oude man... - Een Duitse versie van dit lied, afgedrukt bij FvD II (p. 945-947), is minder kernachtig en mist de verrassende draai aan het slot (de nieuwe echtgenoot is daar wel naar haar zin).