37 Het vlooch een so cleynen wilt vogelken
AL LXXVII
Lit.: Kalff, p. 291; FvD I, p. 344; He, p. 61 (tekst), p. 197 (aant.); King, p. 42.
Dagelied. Een lantsknecht roept onder het venster van zijn liefje; zij belooft hem binnen te laten als hij 's nachts bij haar komt. De wachter, die het gesprek heeft afgeluisterd, wordt omgekocht. De minnaar vertrekt, verlangend naar de nacht; het meisje dringt aan op geheimhouding. - Helaas heeft het AL dit lied in bedorven vorm overgeleverd: emendaties zijn onvermijdelijk. Kalff citeert op p. 291-292 het Duitse origineel naar het Ambraser Liederbuch van 1582 (nr. CCI); aan de hand van deze Duitse versie heeft FvD gepoogd de Mnl. tekst te restaureren. Wil men het lied naar de redactie in het AL zingen, dan herhale men de slotregel van de str.1, 2 en 3, en late de laatste twee regels van str. 5 en 7 achterwege.
1:1-6 De minnaar staat onder het venster van zijn geliefde en roept haar toe hem binnen te laten. - 1:1-2 Het beeld van het cleynen wilt vogelken dat het venster van het meisje binnenvliegt, is een variant van het dauwmotief waarmee de dageliederen nr. 33 en nr. 35 openen. Waarschijnlijk moet het vogeltje hier worden opgevat als een beeld van de minnaar, die zichzelf ziet als een vogel die na een nachtelijke tocht eindelijk bij zijn bestemming (het nest) komt. - 1:2 Tot... in: ‘binnen’; FvD voegt na 1:2 twee verzen toe: het clopter also liselijc / met sinen snavelkin:. - 1:3 mijn alder liefste: FvD vervangt deze woorden door ende doet mi open, en laat 1:4 vervallen. - 1:6 ‘om jouwentwil’. |
2:1-6 Het meisje geeft hem rendez-vous voor de komende nacht. - 2:3 ter halver middernacht: Of met deze uitdrukking (zie ook nr. 28, 8:3) een precies tijdstip werd aangeduid, hebben wij niet kunnen vaststellen. Hier lijkt een vertaling met ‘vanavond laat’ beter te passen dan ‘in het holst van de nacht’. - 2:5 FvD voegt hierna een vers toe: ic wil u vriendlic sluiten. - 2:6 snee witten arme: traditioneel attribuut van een schone vrouw. FvD emendeert al in den armen mijn. |
3:1-6 De wachter verwijt het meisje dat zij de lantsknecht vander strate heeft binnengelaten (een handige chantagepoging). - 3:1 dat: Vermoedelijk is hiermee het gesprek bedoeld dat het meisje met haar minnaar heeft gevoerd (str.1-2). Op grond van in ghelaten in 3:5 kan men echter ook menen dat de wachter hier reageert op het nachtelijk samenzijn van de gelieven waarvoor in str.1-2 de afspraak is gemaakt. Dan zou het in de volgende strofen om een tweede liefdesnacht gaan. - 3:2 hi lach (druk lach): ‘leunde’ (over de borstwering van de muur); verhoorde: ‘hoorde’, ‘luisterde... af’. - 3:3 ic waen ghi waert: ‘ik dacht dat gij... was’. huebsce: De betekenis van dit woord, dat vaak met ‘hoofs’,
|