30 Het quam een ruyterken uut Bosscayen
AL LXVI
Lit.: Kalff, p. 319; FvD I, p. 422.
Ruiterlied. Een ruyterken komt de kroeg binnenzeilen en tracht een meisje te ‘versieren’. Het wil niet lukken, en daarom probeert hij het maar bij een ander. Maar niet voordat hij eerst in fraaie clichés zijn liefdesverdriet heeft geklaagd (hoewel het sop de kool niet waard is).
1:1-8 Een ruyterken tracht in de kroeg een meisje op te pikken. - 1:1 Het quam: ‘er kwam’; een ruyterken uit Bosscayen: De term ruyterken roept het beeld op van een ‘losse jongen’, een zwervende soldaat die in elke stad een ander liefje vindt en het met de moraal niet te nauw neemt. In Bosscayen zien wij een fantasienaam waarmee ogenschijnlijk een ver land (te associëren met Biscaye?) wordt aangeduid, maar in werkelijkheid het bosschage: het bos, of de bosjes, waar het ruyterken zijn amoureuze avontuurtjes zocht. - 1:2 inden wijn (men zinge al inden wijn): ‘in de kroeg’. - 1:3 Ou, segt ou: ‘hé daar, zeg eens, hé’; en salmen hier niet naien: ‘wordt hier niet genaaid’, ‘valt hier niets te naaien’ (het woord naaien had in het Middelnederlands evenals thans dikwijls een obscene betekenis). - 1:4 Ook dit is waarschijnlijk dubbelzinnig, al laat zich de betekenis slechts raden. - 1:5 Noch hebbe ick: ‘ik heb nog’; eenen gulden fijn: ‘een mooi goudstuk’. - 1:7 Wildy: ‘als je... wilt’; mijn boelschap zijn: ‘mijn liefje zijn’. |
2:1-8 Het lukt hem niet haar over te halen. - 2:1 Hij voelt zich als een schipper die tracht een in de wind gelegen haven aan te lopen. den: druk den den. - 2:2 ‘als iemand die van schepen (van de navigatie in het amoureuze) geen verstand heeft’. - 2:3 ‘je hebt je zinnen niet op mij gezet’, ‘je geeft om mij geen zier’. - 2:4 ‘ik geloof dat je liever van mij af bent’. - 2:5 Na dat nu aldus: ‘omdat het nu eenmaal zo...’. - 2:6 een goet verdrach: ‘een goede overeenkomst’; verdrach kan ook ‘vrijstelling’, ‘kwijtschelding’ betekenen. - 2:7 ‘kies maar een ander, is mijn raad’. - 2:8 dien (misschien te emenderen in die): ‘(jij) die’; te minnen plach: ‘placht lief te hebben’. |
3:1-8 Hij wil het bij een ander meisje proberen. - 3:1 den boghe hantieren: ‘met de boog omgaan’. - 3:2 tot: ‘voor’. - 3:3 na tspeels manieren: ‘zoals dat bij het spel kan gaan’. Met het spel is een wedstrijd in het boogschieten bedoeld, een schuttersfeest. - 3:4 ten selven toghe: ‘voor
|