22 Een aerdich vrouken hevet mi bedroghen
AL XLIV
Lit.: Kalff, p. 317; FvD I, p. 418.
Afscheidslied ‘int sot’. Deze minnaar heeft danig zijn bekomst van het aerdich vrouken dat hem de bons gegeven heeft. Hij waarschuwt anderen voor haar trouweloosheid. Ze had hem ingepalmd met haar lieve praatjes; nu ziet hij wat ze werkelijk is: een slet.
1:1 aerdich: Vermoedelijk zijn hier twee betekenissen in het spel: ‘aardig’, ‘charmant’ en (samenhangend met arte, ‘kunstgreep’, ‘list’) ‘slim’, ‘doortrapt’. - 1:2 verghect: ‘verkikkerd’. - 1:3 smeekende: ‘vleiende’. - 1:4 vinde ick: ‘zie ik in’ (‘dat heb ik nu volkomen dóór’). Men zou ook kunnen denken aan een ironische interpretatie: ‘dat vind ik nu allemaal perfect’ (als ik er maar niet meer naar hoef te luisteren...). - 1:5 doortrect: ‘doortrapt’. - 1:6 dubbel... van gronde: ‘dubbelhartig’, ‘onbetrouwbaar’. - 1:8 Si payter so vele: ‘zij palmt er zoveel in’, ‘zij spant er zoveel voor haar karretje’. - 1:9 ‘ze is me geen haar (zier) waard’, ‘ik geef geen zier (meer) om haar’. |
2:1-8 Raadgeving aan lotgenoten, een telkens terugkerend motief, zowel in de serieuze als in de boertige liefdesliederen (cf. bijv. nr. 3, str. 5 en nr. 8,
|