20 Een goet nyeu liet heb ick gedicht
AL XXXVIII
Lit.: FvD I, p. 415.
Afscheidslied. Een in de steek gelaten minnaar kan zijn geliefde niet vergeten. Hij zendt haar een afscheidsgroet, vol hoop op een weerzien.
1:1-2 In deze mededeling speelt weer de bekende paradox mee dat zingen (dichten) liefdesverdriet kan lenigen. - 1:2 also: ‘zulk een’. - 1:3 daer toe gesticht: ‘daartoe gebracht’. - 1:4 haerder looser minne: ‘haar trouweloze liefde’. - 1:5 af gaen: ‘verlaten’, ‘ontrouw worden’. - 1:9 Noch staetse in: ‘toch beheerst zij’. |
2:1 De geliefde wordt vergeleken met een bedwelmend geurende roos. - 2:3 quaet gheluck: ‘ongeluk’ (door haar afwijzende houding). - 2:4 Naer haer staet: ‘op haar is... gericht’. - 2:5 Rijc: ‘machtige’; mocht: ‘mocht het’. - 2:6 keeren: ‘veranderen’. - 2:7 troost: ‘genezing van liefdesverdriet’. - 2:8 druck verslaen: ‘verdriet verdrijven’. - 2:9 vruecht vermeeren: ‘liefdesgeluk steeds groter doen worden’. |
3:1 een die alder liefste mijn: ‘iemand die mijn allerliefste is’. - 3:2 mi vermeyden (mi ontbreekt in druk): ‘mij vermaken’. Vermeyden betekent eigenlijk ‘zich ontspannen in de natuur, zoals minnaars in de meimaand plegen te doen’. De betekenis van dit vers neigt tot: ‘had ik een liefdesrelatie’. - 3:3 ‘nu kan ik nooit (meer) bij u zijn’. - 3:5 hout... doorwont: in de middeleeuwse liefdesconceptie wordt de liefde gezien als een wond die de minnaar wordt toegebracht door de geliefde. - 3:6 vrolijck: hiermee wordt de toestand aangeduid die ontstaat als de gelieven bijeen zijn. - 3:7 Dat: nl. dat zijn herteken so seer doorwont is. - 3:8 ghesont: een kus brengt genezing van de liefdesziekte. |
4:1 in mijn vermaen: ‘in mijn gedachten’(?). Het vers zou ook kunnen betekenen: ‘altijd is mijn aandrang (vermaen) op haar gericht’. - 4:2 al uut goeder duechden: ‘geheel uit edele motieven’. Een andere opvat- |