16 Dat meysken opter laden lach
AL XXXI
Lit.: Kalff, p. 437; FvD II, p. 1034; He, p. 29 (tekst), p. 192 (aant.).
Ruiterlied. Een meisje verlangt naar een avontuurtje. Zij laat zich ontvoeren door een jonghe knaep die zij voor een lantsknecht houdt, maar die zich op reis ontpopt als een Aernoutsbroeder (zie daarover: D.Th. Enklaar, Varende luyden, Assen 19562, p. 101-156). - Volgens Kalff is de Mnl. tekst bewerkt