13 Den lustelijcken Mey is nu inden tijt
AL XXVII
Lit.: Kalff, p. 301, p. 306; FvD I, p. 356.
Meilied. De minnaar staat onder het venster van zijn slapende geliefde. Hij zingt een lied waarin hij de amoureuze geneugten van de meimaand beschrijft, waarna hij haar een mey aanbiedt met de uitnodiging het meifeest mee te vieren.
1:1 Den lustelijcken Mey: ‘de liefelijke meimaand’. De betekenis ‘meitak’ (het symbool van de mei) is hier waarschijnlijk secundair (cf. echter 6:3). inden tijt: ‘aangebroken’. - 1:3-4 Wij interpreteren: ‘van die liefelijke aanblik kan men u, dienaars van Venus, geen genoeg doen krijgen’. - 1:3 Venus' dienaers: ‘minnaars’, ‘vrijers’. - 1:5 bi des meys virtuyt: ‘door de kracht, door toedoen van de mei’. - 1:6 ruyt: ‘kwinkeleert’. De mei doet de vogeltjes zingen; het luisteren daarnaar stemt de mens mingezind. - 1:8 ‘daarom willen wij plezier maken’ (vruecht heeft vooral betrekking op de genoegens van de liefde). |
2:1 solaes: ‘plezier’. - 2:2 ontploken: ‘ontloken’. - 2:3 Coemt: De aansporing is waarschijnlijk gericht tot Venus' dienaers; des veldekens juecht: ‘het jonge groen in de natuur’. - 2:4 cruyden: ‘planten’; van roken: ‘van geur’. - 2:5 net ende reyn: ‘zuiver en ongerept’. - 2:6 pleyn: ‘veld’. - 2:8 In de druk luidt deze regel: Door des soeten meyschen daus bepoeyen; meyschen: ‘van de mei’, ‘meise’; bespoeyen: ‘het besproeien’. |
3:1 Die nachtegael: De nachtegaal is bij uitstek de vogel wiens gezang amoureuze gedachten oproept. - 3:2 dierken: ‘vogeltje’. - 3:3 Want: ‘omdat’ (of ‘totdat’, ‘net zo lang tot’?). Men kan ook na 3:2 een punt of een dubbele punt lezen en vertalen met ‘daarom’. die Venus doet gewach: ‘die over Venus, over de liefde, spreekt’. Misschien valt te overwegen: ‘aan wie Venus het aanzegt’. - 3:5 ons comen bi: ‘u bij ons voegen’. - 3:6 Met u weerste: druk U weerste. Ook met deze emendatie is de interpretatie lastig. Plaatst men een komma na U, dan lijkt mogelijk: ‘(samen) met jou, geliefde, jij en ik’. - 3:7 acht geen: ‘sla geen acht op’; bespringhen: ‘het aanvallen’. De nijders plachten het samenzijn van de minnaars te verstoren of er over te roddelen (zie hiervóór, Dl. II, p. XVIII). - 3:8 den mey in bringhen: Hier is waarschijnlijk de meiboom bedoeld, een boom die door vrijers en vrijsters uit het bos werd gehaald en op een plein in stad of dorp geplant. Om die boom werd tijdens het meifeest gedanst. |
4:1-8 ‘Gebed’ tot Venus. - 4:1 alleyn: ‘alleen bij me’. - 4:3 een beddeken cleyn: Hiermee kan een plekje in de natuur bedoeld zijn dat zich tot
|