11 Den winter is een onweert gast
AL XXV
Lit.: Kalff, p. 326; FvD I, p. 545; He, p. 26 (tekst), p. 191 (aant.).
Afscheidslied. Het is winter; de minnaar treurt over de ontrouw van zijn geliefde. Denkend aan het komende voorjaar herinnert hij zich hoe zij hem haar liefde betuigde. Nu breekt de tijd van de liefde aan (maar niet voor hem). Wat maalt hij erom! Hij is dankbaar voor haar liefde van toen, en hij zal zich hoofs gedragen als zij ooit bij hem terug zou komen. Nu moet hij op reis, langer van geleend geld leven is onmogelijk. Adieu dus! - Hoffmann (Horae Belgicae II2, nr.108, p. 213) noemt str. 5-6 ‘ein ungehöriger Zusatz’ (zie ook FvD I, p. 546); zij komen echter ook voor in een Mnl. versie in het zgn. Weimarse liederenhs. van 1537 (zie Hoffmann, ibidem, nr.109, p. 214 en FvD I, p. 547). Kalff acht het waarschijnlijk dat het Mnl. lied uit het Duits vertaald is; de Duitse versie (uitgegeven o.a. door EuB II, nr. 396a, p. 208), die vier strofen telt en het afscheidsmotief mist, lijkt ons echter secundair. Hellinga ziet ‘veel duisters in dit liedje’ en noemt het ‘wellicht [...] een voorbeeld van het zinloos zingen van een lied’. Toch geloven wij dat het mogelijk is tot een coherente, zij het ook niet geheel sluitende interpretatie te komen.
1:1-2 Het lied opent met een verzuchting over het onaangename karakter van de winter. Contemporaine lezers (zangers) zullen dit waarschijnlijk hebben herkend als een conventioneel poëtisch procédé, dat thans met de term ‘Natureingang’ wordt aangeduid, en waarvan de essentie is dat er een relatie, van overeenkomst of contrast, wordt gelegd tussen de situatie in de natuur en de situatie waarin de ‘ik’ van het gedicht zich bevindt. - 1:1 een onweert gast: ‘een onwelkome gast’. Volgens oeroud gebruik werden de seizoenen gepersonifieerd als heersers die afwisselend hun intrek nemen in de natuur. - 1:2 aenden dage: ‘aan het daglicht’ of ‘aan de temperatuur’? De Duitse versie heeft an dem hage (‘aan het lover’). - 1:3 een boelken: ‘een vriendinnetje’; ende dat was waer: plechtige verzekering (‘en waarachtig!’) ter inleiding van de mededeling in 1:5. - 1:4 Int openbaer: ‘het bleek zonneklaar’. - 1:5-6 Hier moet de relatie gelegd worden met de ‘Natureingang’ in 1:1-2: door de ontrouw van zijn
|