5 Al om die liefste boele mijn
AL XI
Liefdesklacht. Een minnaar verdrijft zijn liefdesverdriet met een lied. Door haar afwezigheid in melancholie vervallen, zendt hij haar zijn groet, vergezeld van goede wensen.
1:1-4 De minnaar wil vrolijk zijn om zijn geliefde; dat wil hier zeggen: een (dit) lied zingen om zijn liefdesverdriet te verdrijven. Dat verdriet is te wijten aan de nijders die de geliefde door hun geroddel onbereikbaar hebben gemaakt. - 1:1 Al om: ‘om’; boele: ‘geliefde’, ‘vriendin’. - 1:3 ‘ik kan in het geheel niet in haar gezelschap zijn’. - 1:4 fel: ‘boosaardig’. - 1:5-8 De in 1:1-4 geschetste situatie wordt verduidelijkt door een metafoor: de minnaar wil zich gaan vermeyden (‘in de natuur ontspanning zoeken’) zoals een vogel doet. Naar middeleeuwse opvatting is het de liefde die een vogel doet zingen. Tegen de achtergrond van de opvatting dat zingen melancholie verdrijft, liet deze paradox (vrolijk zingen van verdriet) zich uitstekend toepassen op de menselijke situatie in een liefdeslied. In 1:7-8 wordt de ornithologische beeldspraak nog verder uitgewerkt. Bij de nadering van een roofvogel verstomt het gezang van de vogels. De wil- |