- Op het eerste gezicht lijkt de tekst onontwarbaar, maar bij goed lezen komt er een geraffineerd liedje te voorschijn, dat zich afgezien van enkele raadselachtige passages bevredigend laat interpreteren. De Middelnederlandse tekst lijkt een transponerende en uitbreidende bewerking van een veel eenvoudiger lied, een vrouwenklacht, waarvan een aantal Duitse versies zijn overgeleverd (o.a. in het Ambraser Liederbuch, nr. XXXVII). In deze Duitse versies komt het avontuur met het schaakbord (str. 5-7) niet voor.
1:1-4 De conventies van de middeleeuwse liefdeslyriek leggen de lezer een bepaald verwachtingspatroon op. Een gedicht als dit, dat in zijn eerste strofe een beeld van de winter en de voorbije zomer oproept, impliceert een ‘ik’ in wiens hart het winter geworden is, doordat de zomer van zijn liefde voorbij is. - 1:1 Arghe: ‘boze’. - 1:2 Vergangen: ‘verdwenen’, ‘voorbij’; ons: ‘voor ons’; tgroene wout: Het bos is naar middeleeuwse opvatting de ideale plaats om zich aan de liefde over te geven. - 1:4 ‘het groen in de natuur’. De heide behoort tot het traditionele landschap van de liefdeslyriek, zonder dat daarbij altijd aan hei gedacht behoeft te worden. Het begrip correspondeert waarschijnlijk ongeveer met ‘het vrije veld’, ‘buiten’. |
2:1-4 Het beeld van de zomer wordt uitgewerkt, in het presens, maar duidelijk met de functie van een herinnering. - 2:2 De nachtegaal behoort tot het ‘milieu’ van de liefdeslyriek; het is de liefde die hem doet zingen, zijn zang stemt de mens ‘mingezind’. - 2:4 fiere: ‘schone’, ‘zelfverzekerde’ (traditioneel epitheton van de nachtegaal). |
3:1-4 Na de zoete herinnering van str. 2 keert het lied terug tot de winterse situatie van str.1. De minnaar spreekt hier in de ik-vorm. - 3:2 Waarschijnlijk is bedoeld dat hij zijn geliefde niet in zijn bed aantreft. De Duitse versie luidt: Des abends wenn ich zu bette wil gan, und meinen schönen bulen nit han. - 3:3-4 De aannemelijkste interpretatie lijkt: ‘dan (op deze winterse avonden) rust de dappere nachtegaal, d.w.z. laat hij zich niet horen’. In de Duitse versie luidt het corresponderende vers: Sie [fraw nachtigal] ist uns entflogen zu diesem newen jar. |
4:1-4 Zoals str. 3 bij str. 1 aansluit, vervolgt str. 4 de in str. 2 opgeroepen ‘herinnering’. 's Winters moet hij alleen naar bed, maar in de zomer gaat het anders... - 4:2 gheciert hae: ‘toilet heb gemaakt’. Vermoedelijk is dit een ‘relict’ uit de oorspronkelijke versie waar de ‘ik’ een vrouw is. In de Duitse versie vindt men echter geen pendant van gheciert hae; str. 5 luidt daar: Des morgens wenn ich frü aufsteh, mein hertz in grossen sorgen schwer, so kompt mein lieb und beut mir ein guten morgen. - 4:3 ‘dan pleegt mijn geliefde te komen’. Het valt op dat zij bij hèm komt, niet omgekeerd, zoals men zou verwachten. Is dit een onhandigheid van de bewerker, of een eerste aanwijzing dat het hier niet om een normale amoureuze verhouding gaat? - 4:4 biedt: ‘wenst’, maar ook ‘biedt aan’: haar ‘aanbod’ impliceert namelijk een uitnodiging (cf. 5:1). |
5:1-4 De herinnering aan wat er op zomerochtenden gebeurt, spitst zich nu toe tot die aan één bepaalde ochtend. De minnaar is op de uitnodiging ingegaan. - 5:1 Goede morghen: Dubbelzinnig: ‘goedemorgen’, maar ook ‘een goede morgen’, dit laatste met de bijgedachte aan een matineuze escapade. Het spel van de liefde wordt in de middeleeuwse lyriek bij
|