2 Aenmerct doch mijn geclach
AL II
Lit.: FvD I, p. 403; He, p. 2 (tekst), p. 186 (aant.).
Liefdesklacht. Een minnaar verhaalt hoe zijn hart in vuur en vlam is gezet.
1:1 Aenmerct: ‘sla acht op’ (zowel ‘luister naar’ als ‘trek lering uit’). - 1:2 ruyters: De term ruyter riep het beeld op van een bereden vrijbuiter, een gestalte waarmee zangers van liederen als dit zich graag identificeerden (zie hiervóór, Dl. II, p. XXIV). fraey van sinnen: ‘vrolijke’, ‘levenslustige’. - 1:4 o wy o wach: uitroep van smart (‘ach en wee’). - 1:5 ‘en daarover moet ik wel klagen’. - 1:6 eens: ‘éénmaal’. Een situatie die in de hoofse liefde schering en inslag is: liefde op het eerste gezicht, die de minnaar ziek maakt van verlangen. - 1:7 doorstraelt: ‘doorboord’ (met de liefdespijl). |
2:1 Mer lacen: ‘maar helaas’. - 2:2 ‘al stond zij mij aan’ (‘al was ik verliefd op haar’). - 2:5 dat schouwen: ‘dat te moeten aanzien’. - 2:7 ‘het was of mijn hart brak’. |
3:1-7 Naar middeleeuwse voorstelling heeft verliefdheid allerlei ingrijpende
|