Het Antwerps Liedboek. 87 Melodieën uit 'Een schoon liedekens-boeck' van 1544. Deel 2. Commentaar

[p. 68]

48 Ic sie die morgensterre
AL XCVI

Lit.: FvD I, p. 326.

Bron: DEPB CCIV (Sch., p. 236). Dit is die wyse ghelijck alst beghint.

Ick sie die mor- ghen ster - re Heer Je - sus
claer aen - schijn Ick groet v son - der
mer - ren Met al - der her - ten mijn.

De Hss Asd (Wenen ÖNB N.S. 12875) en Utr (Berlijn MG 8^o 190) geven de contrafacten ‘Maria coninghinne’ en ‘Siet wy moeten veruaren’ op een melodie waarvoor Utr, fol. 136v als origineel opgeeft: ‘Ic sye des morghens starre’ (vgl. MMN VII, nrs. 6, 34 en 78). Alleen de beginregel stemt overeen met die van DEPB:

Ma - ri - a co - nin - ghin - ne mijn troest mijn
toe - uer - laet. ver - crijcht mi v kints
myn - ne be - - rou voir mijn mis - daet.

(versie Hs Utr, fol.103r/v; MMN VII, nr.78.)

[p. 69]

Wij volgden de versie DEPB, die in tijd en plaats het dichtst bij het AL staat; met correctie van de custos voor de slotfrase, die een lage a aankondigt.