Het Antwerps Liedboek. 87 Melodieën uit 'Een schoon liedekens-boeck' van 1544. Deel 2. Commentaar

[p. 56]

40 Ick wil te lande rijden
AL LXXXIII

Lit.: FvD I, p. 37; EuB I, p. 67; Meier I, p. 1.

Bron: G. Rhau, Bicinia Gallica/Latina/Germanica[...]. Tomus I (Wittenberg, 1545), nr. 94.

Ich wil zu Land aus- rei - ten/
sprach sich meis-ter Hil - te - brant/ der mir die
weg thet wei - sen/ gen Bern wol jnn die Land/ Sie
sind mir un-kund ge- wor- den/ viel man-chen lie-ben

[p. 57]

 

tag/ Ey - ia, jnn zwey und dreissig

 

ja - ren Fraw Ot-ten ich nie ge - sach.

Als auteur van dit zeer verbreide lied noemt Rhau: Johannes Stahl (in de bovenstem: Ioannen Stahl).

De tekst in de onderstem wijkt op enkele plaatsen af in spelling en interpunctie. Na ‘Eyia’ wordt in deze stem ‘ha’ tussengevoegd in de tekst. De, in Nederlandse verhalende liederen ongebruikelijke, interjectie ‘Eyia’, die in het AL niet voorkomt, hebben wij eveneens achterwege gelaten.

Voor een vierstemmige zetting vgl. Meier I, p. 9.