22 Een aerdich vrouken hevet mi bedroghen
AL XLIV
Lit.: FvD I, p. 418.
Bronnen:
Eccl., p. 112. Het LIIII. Liedeken op de wijse, Een aerdich vrouken heeft my bedrooghen.
Een boo- sen mont die can hier on-eens
ma - ken//het volck deur mis-ver-stant//
Hy can- se drij - uen om seer cley-ne
sa - ken// al in ver-scheyden lant//
stadt vast en plai-sant// can hy hier wel ver-der - uen//hy
roc-kent hier dis-coort// de rij-ken die hem er - uen// die
wer-den me-nich-wer-uen//deur hem al hier ver-stoort.
De notatie van de Stollen bij Eccl. is problematisch. Het teken onder de aatste toon f' geeft misschien aan dat een samenklank met de voorafgaande toon a' bedoeld is. Een andere mogelijkheid is dat de eerste keer a' en bij de herhaling f' gezongen moet worden (ouvert en clos). De afsluiting bes'-f' is echter onwaarschijnlijk. De rust die na de a' en/of f' behoort te staan is door Eccl. uit nood aan het begin toegevoegd. Wij hebben in beide gevallen gekozen voor de a', in overeenstemming met het DEPB.