't Amsteldams Minne-Beeckie
(1645)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijOp nieuws bestroomt. Met verscheyde minne-deuntjes, en nieuwe ghesangen
Op de voyse: Alida al mijn ghedachten speelen.
Alida mijn soete Engel
Die ick als mijn siel bemin,
Want ick nae u liefde henghel,
Van u mijn aertsche godin, vooghdes,
Princes, Phenix vrou en Sant,
| |
[pagina 347]
| |
Doet nu mins-liefd offerand,
Princes, Phenix vrou en Sant,
Bewijst gunst aen Arimant.
2. Dan sullen wy t'samen leven
In ontelbare lusjes soet,
En ons hertjes samen kleven
Als het tortel duygje doet, min
Godin, geeft het woortjen ja,
Want ick wacht van u ghena
Godin geeft het woortjen ja,
En toont doch u gonsjes dra.
3. Want ghedachten ende sinnen
Sijn soo seer op u ghestelt,
Door het beelt van mijn Goddinne,
't Geen mijn door de aders swelt, uyt 't bloet
't Geen doet mijn nu dese smert
In dit jonck verliefde hert,
't Geen doet mijn nu dese smert,
Hoe komt dat ghy my dus tert?
4. Of ben ick te plomp van leden
| |
[pagina 348]
| |
Ofte slecht van gelt en goet,
Een weet-nieter van gheen reeden
En daer toe een lompen bloet, ey seght
Mijn recht, wat mijn Engel schort
Dat ick niet bemint en wordt,
Ey seght wat mijn Engel schort
Dae ick niet verhoort en wordt.
5. Of heeft nijdigheydt ghespooghen
Op mijn al haer hels fenijn,
En mijn Alida bewooghen
Om van mijn ghescheyt te sijn, door wraeck
O baeck van deughde en stant
Want mijn hert in liefde brandt,
O baeck van deughde en verstant
Verlicht my van dese bandt.
Eer voor het goet Acht mijn ghemoet. |
|