't Amsteldams Minne-Beeckie
(1645)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijOp nieuws bestroomt. Met verscheyde minne-deuntjes, en nieuwe ghesangen
[pagina 342]
| |
Op de wijse: Ne vou in paschere Phillis.Floride so het wesen mag,
Ick com u doen een droef geklach
Van mijn verdrietig minnen,
Ik hebbet u o maeght,
| |
[pagina 343]
| |
Vry meer als eens gevraeght,
Maer noyt yet konnen winnen.
Floride.
2 Wat komt van klaghen als verdriet,
V klagen Damon gelter niet,
Noch al u listigh quelen,
'k Ben niet die ick eertijts was,
Doen ick in 't groene gras
Gingh onbekommert spelen.
Damon.
3 Floride wat is dit geseyt
Is my so grooten druck bereyt,
Dat my dit sal gebeuren,
Ach, ach! doen ick eerst Thirsis sagh
Daer hy ontrent my lagh
Mocht ick met reden treuren.
| |
[pagina 344]
| |
Floride.
4 Ia Thyrsis vriendt dat is de man
Die my alleen vernoegen kan,
Hy is mijn eygen leven,
Ick hebbe laest mijn rechterhant
Hem tot een eeuwigh pant
Met vrienden raet gegeven.
Damon.
5 Achm ach! wat voor een swaren druck,
Ach, Ach! wat voor een ongeluck
Comt op mijn neder storten,
Och, och! of nu een snelle doot
In desen hoogen noot
Mijn leven wou verkorten.
Floride.
6 Ey Damon weest so treurigh niet,
Dat u gebeurt is meer geschiet,
V druck sal haest versoeten,
Soo ghy maer eens een nieuwe maeght
Die uwe ziel behaeght,
Wt liefde gaen begroeten.
Damon.
7 Maer t'wijl dit also is geschiet,
En weert daerom ons herdens niet:
Maer hoort ons liever spreken,
Misschien sal u een rustig quant,
Oock met een soeten brandt
Een liever vyer ontsteken.
Floride.
8 Neen dat en waer voor my geen eer,
Een Bruydt en is geen Vryster meer,
Sy mach geen minnaers spreke
| |
[pagina 345]
| |
Als eens het Ia-woort is geseyt
Dan is de knoop geleyt
Die noyt en is te breken.
Damon.
9 Maer offer nu een schoonder quam,
Of rijcker, of van hooger stam,
Sout ghy hem niet ontfangen,
Floride.
Ey! swijght ick heb mijns herten wensch
En my en sal geen mensch
Na beter doen verlangen.
10 Hem die ick eens mijn trouwe gaf
Dien blijf ic trou tot aen het graf
Dus stremt u loose treken,
Mijn oog en sal noyt elders gaen
En ick en wil voortaen
Geen linckers hooren spreken,
Damon.
11 Sijn wy nu linckers soete maeght,
Ons praet heeft u wel eer behaegt
Waerom soo fits gesproocken?
Een woordt noch eer mijn herte sluyt.
Floride.
Neen, neen, ick ben de Bruydt,
V praet dient afgebroken.
12 Wanneer de liefd eens is geset,
En treet tot in het Echte liedt
Mach 't oog niet elders sweven,
De trou dat is een reyn verbont
Hy staet in my gegront,
Voor al mijn gantsche leven
13 En schoonder yemant anders komt,
| |
[pagina 346]
| |
Die al de werelt schoonder noemt,
Of anders wort gepresen.
De ware liefd is elders blindt,
Dewijl sy maer en mint
Haer eerst verkoren wesen.
14 Om my en dient niet meer gedocht,
't Vleys datje siet, dat is kocht
Ten kan u niet gewerden,
Ghy voeght u daer men vry mach,
En soeckt daer u bejach
Voor my ick sal volherden.
|
|