Amsterdams minne-beekje. Deel 2(1637)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] [pagina 59] [p. 59] [Tsa Iphis op de been] Stemme: Nae dien de Godlijckheydt, &c. Cvpido. TSa Iphis op de been, Tijt met my moedig heen Ic sal haer door mijn doppen So t'Adamantsche hert Vermorsselen en kloppen, Dat sy meed lievend wert. 2 Siet wat geselschap ick V mede breng', en schrick De lieve Bosch Goddinnen, Dies u nu dapper spoet, Ick help u weder minnen, t'Sa grijpt een frissche moet. 3 Evan' roept al mijn schaer Op dat wy volgen haer, En overwinners kleeren, Wat staet ghy dan en suft? Wilt u vrymoedigh weeren En u vyanden puft. 4 Op, op, op, mackers, weest Int minste niet bedeest, V Capiteyn wil moedigh Hem stellen voor dees Helt, Dies weest nu alle spoedigh En tegen haer u stelt. [pagina 60] [p. 60] 5 Op, op maeckt veltgeschrey, En maeckt een lange Rey, Toont u als kloecke mannen, Veracht mijn broers gewelt, Komt laten wy verbannen En dryven hem uyt 't velt. 6 Wy naecken 't groene wout, Elck toont hem even stout, Laet u de moet niet vallen, Chargeert op dese Maeght, En siet ghy met u allen 't Groen Lauwertackjen draegt. SPE NITOR. Vorige Volgende