Amsterdams minne-beekje. Deel 2
(1637)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijStemme: Windeken daer den Bosch afdrilt, &c.
THans wy beleven eenen tijdt
Dat een Vryer als hy vrijt
Sijn Vriendinne in zijn minne
Weet te geven sulck een naem
Als hy haer acht te zijn bequaem.
| |
[pagina 37]
| |
2 Heemskerck heeft zijn Cloris wel
En Pels syne Carinel
Hoogh verheven, lof geschreven,
En Jan Soet zijn Carileen
Ick haer voorgangh te volgen meen.
3 Mijn Galathea sal altijt
Trots d'afgunstigheyt te spijt,
Sijn verheven ende sweven
Op de vlercken van mijn dicht,
So langh de Son aen d Hemel licht.
Na bootsen gelt oock. |
|