Amsterdams minne-beekje. Deel 2
(1637)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
Nieuwe Stemme, Ofte: Spoeyt vluchtighe vlugge voetjes, &c.
VErloomt u snelle treden
Vluchtighe Lerinde
En rust uw' moede leden
Ginder aen de Linde;
Terwijl, ick ijl
Om u, die schuw
My vliet, t'achterhaelen:
Op hoop Goddin, eenmael u min,
Eenmael uw' min mocht dalen:
En my gunstiger bestralen.
2 Maer dwars neyght ghy u ooren
Voor mijn bitter karmen,
| |
[pagina 13]
| |
Mijn klacht u walcht te hooren,
Dies ick (laes och ermen')
Verdwijn in pijn,
Door dien u vlien
En schichtigh voorloopen,
Door haegh en hegg my sluyt de wegh.
My sluyt den wegh en 't open
Van achterhalingh te hoopen.
3 Wat port u tot het vluchten
Seght dartl' Harderinne?
Vermaken u mijn suchten?
Of braeckt u mijn minne
Dat ghy // van my
V houd // soo koud
En soo wangelatigh
V woeste ren te rugghe menn'
Te rugge menn' of statigh
Of ten minsten u loop matigh.
Verandert in tijts. |
|