Amsteldamse vrolikheyt
(1647)–Anoniem Amsteldamse vrolikheyt– AuteursrechtvrijVervult met Veel'erhande gesangen, en Nieuwe Voysen
Stemme: Het vinnig stralen van de son.
E ylaes! wat ongewoone lust
Mijn Nimph heeft ingenomen,
Dat sy van Amstels blijde Rust,
Spoet na des Ifels Stroomen.
| |
[pagina 231]
| |
2 Heeft 't al-vervullende gewelt,
Der ongetoomde golven,
V ted're sinnen niet onstelt?
Noch 't hertj' in vrees bedolven?
3 Wanneer het Cristalijne nat,
Met vreesselijke slagen,
Dan voor, dan achter 't kiel bespat,
Wie sult gy konnen klagen.
4 Wanneer van 't Roos' beschamend' root,
V net besnede wangen,
Door Thetis kracht worden ontbloot,
En met doot-verf behangen.
5 De brakke-traentjes vlieten van
De hert ontstekend' oogen;
Geen van dees' tegenspoeden dan,
Tot blijven u bewoogen.
6 Sergistis, Kroost, uyt 't vier getal,
Sent-Auster, sonder woeden,
Die met een aengenaem geschal,
De wemelende vloeden
| |
[pagina 232]
| |
7 Doet scheuren door de snelle vaert,
Der dicht-bepekte lagen;
Op dat mijn Engel blijft bewaert
Voor Noodlots droeve vlagen.
Daelt. |
|