De Amsterdamse gaare-keuken, met den blyhertigen op-disser
(1736)–Anoniem Amsterdamsze gaare-keuken, De– AuteursrechtvrijOp een aengename voys.
WAer schuil ik voor de lonken,
Van u soet gezigt;
dat mijn vol vonken,
Van de liefdezugt,
Mijn boesem al te fel gekaekt,
Gevoel ik dat van binnen,
Als een Etna blaekt.
Hoe vrolijk zou ik lijen,
Als gy schoon water
Gelijk de Bijen,
Wreed en zoet van aerd,
Sy quetsen ons wel onverwagt,
Maer geven ook de honing,
die wond veragt.
De pijlen van uw' ogen,
die verwonden my,
Toond u medogen,
Als de honing By,
genees genees mijn herte wond,
met honing dauw
en balsem van u lieve mond.
|
|