De Amsterdamse gaare-keuken, met den blyhertigen op-disser
(1736)–Anoniem Amsterdamsze gaare-keuken, De– AuteursrechtvrijVoys, Wat dat men doet men kan geen &c.
ACh Aldersoetste herd mijn ziel en leven,
Ik bid neemd dog eens op mijn klagen agt,
En wild mijn het lieve Iawoordje geven,
daer ik zo langen tijd heb na getragt,
Mijn uytverkoren
Ey stild uw ooren,
En wild dog hooren,
Na mijn droeve klagt.
wel lieve beuling wat sou het dan wesen,
Als ik jou trouwtje niet sou nemen an,
Dan hoefde ik voor geen hartseer te vreesen,
want gy soud het mijn dan genoeg doen an,
Loop heen jou sotje,
't karenmelks potje,
Sou zijn mijn lot,
Dat staet mijn niet an.
Steld dog uw hert gerust ik kan wel winnen,
Tien stuivers daegs dat's geld in over vloed,
Og hertje Lief wild dog wel versinnen,
daer is geen zwarigheid
weest wel gemoed,
Verhoord mijn kermen,
wild u ontfermen,
En mijn omerme
Ag mijn engel soet.
Dat kleyn gewin dat heb ik wel van noden
om by de koffy en Thee te zijn
ik hou veel van gebraden en gesoden,
en ook wel van een lecker glaesje wijn,
Van lang te slapen
en vreugt te rapen,
wild niet vergapen,
U Iongman aen mijn.
Ik zal mijn best doen en staeg voor u werken,
by dag en nagt ik bid weest maer gerust,
dat gy u lieve hertje wel zal sterken,
eeten en drinken 't
| |
[pagina 64]
| |
geen dat gy maer lust
wilt dog ontvangen op uwe wangen:
Met groot verlangen
Uit liefde een kus
Neen monsieur pover dat zou niet lukken,
wy moesten wis en zeker op den Boer,
Het eerste jaer de poort al uit om stukken:
Loop gek ik goy het liever in rumoer,
Ey staekt jou weenen,
Verblind jou scheenen,
Jou rotte beenen,
En loop na jou rumoer.
Wel spijtig meisje 't kon jou wel berouwen,
Dat gy mijn trouwe min nu so veragt,
Gy kont in korten tijd u hoofd wel klouwen,
Wanneer de zaek zal zijn te laet bedagt
Wreede Godinnen,
Ik zal mijn zinnen,
Voord van het minnen,
En zegt goeden dagt.
Ia gaet vry heen gij zuld mijn niet bekoren
Daerom by tijds dog naer een ander ziet,
Dat gaetje lieve vriend zuld gy niet boren
Jou haring lieve bloed die braed hier niet,
Weg droge Sander:
't Moet zijn een ander
Want gy en kander,
Mijn dog helpen niet.
|
|