Het eerste deel van de Amsterdamse mengel-moez
(1658)–Anoniem Eerste deel van de Amsterdamse mengel-moez, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
2.
Maar ach! die Moode is noch niet,
De Vrijsters die moeten verbye
Tot men haar komt vrye
Ach wat groot verdriet!
Ick heb verbeyt zoo meenich jaar,
Geen Vryer komt eens kijcken, hoe ick vaar;
Men spreekt my nimmer toe;
Dit leven ben ick moe.
3.
En daar ick ben zoo braaf van leên,
Mijn neus en montje wel besneeden
En voorts al mijn leeden
Syn vol aardigheden,
En daar ick sie soo meenich kruck,
| |
[pagina 127]
| |
Van mancke scheele, ja die hebben 't luck,
Die spijt die is te groot
Ick treur my by na doot.
|
|