Het amoureuze lusthof, of 't vervolg van Thirsis Minnewit
(1719)–Anoniem Amoureuze lusthof, of 't vervolg van Thirsis Minnewit, Het– AuteursrechtvrijVoys: Jan van Bremen.
HOord Vrienden staet een weynig by,
En luystert zonder jokken,
Van de Paryse Lotery,
Die kortelings is getrokken,
Tussen Madam de Maintenon,
En Louis uytverkooren,
Met den Dauphijn en Phlipje kleyn
Het is een lust te hooren
Ceur-Beijeren was daer ook mee,
Met den Ceurvorst van Ceulen,
En Villars quam aldaer ter stee,
Vendome wou mee speulen:
Boufleers zeer rad, die quam op 't mat,
Hy dogt een prijs te winnen,
Maer 't is verdriet, zy kregen niet,
Hoord toe het zal beginnen.
Den Konink Lodewijk Bourbon,
Sag men het eersten trecken,
Het was een prijs zo goed als 't kon,
Om hem tot dienst te strecken,
Een Kakstoel stil met gat en bril,
Beschildert in 't geheelen,
Met rinkels fraey voor d'ouwe paey,
Tot tijd verdryf te speelen
Toen trok Madam de Maintenon,
een lot na haer begeeren,
Veel beter als zy wenschen kon,
Om Louis te vereeren,
Het was een Fransche Lollepot,
Want zy is kout van darmen
| |
[pagina 23]
| |
om 's nagts dien ouden Roggelpot:
Zijn voeten te verwarmen,
Toen trok den Dauphijn op zijn beurd:
een Prijs zonder bezwaren:
Het was de beste uytgekeurd:
Van alle die daer waeren:
Het was een braeve Narrekap,
Rondom bezet met bellen;
een yder lagten hem schier slap;
Van al de Hof-gesellen.
Kleyn Philpje trok ook uyt de zak,
een van de beste Prijzen;
een A: B: Bortje met een Plak:
Om Kinders te onderwijzen,
en die niet leeren 't A: B: C:
Van Philipje haer School Keuning;
Die geeft hy dan een plak of twee:
Als Meester bokkende beuling.
En toen zo wierd op deze reys:
Getrokken door Ceur-Beyeren,
Het was voor hem een schoone prijs,
een nest vol van Wind Eyeren,
Genoeg voor zo een groote baes,
Hoewel ze lustig stonken,
Hy kan daer als een Palmpaes,
Mee aen zijn Piek gaen Pronken.
Daer wierd getrokken nog een prijs,
door den Ceurvorst van Keulen,
Gants bloed die vent en is niet wys,
Om dat hy mee gaet spemen,
Het was een blaes al van een rot;
Wat zal hy daer van maken;
een vasten avonds Rommelpot;
Om aen de vreugd te raken.
Monzieur de Villars met zijn kruk;
die quam daer aen gesprongen;
den armen hals zijn bil is stuk;
Hy trok mee onbedwongen;
een zakje Knikkers tot zijn prijs;
het zal hem dienstig wezen:
Hy kan daer op binnen Parijs;
Sijn Patermonie leezen.
Boufleers heeft mee getrokken strak:
Wel zou hem dat niet spijten,
Vendome trok mee uyt de zak,
daar was niet in als nyten:
de pryzen hoort die wa[e]ren voort;
onder de Hooftze benden,
den een was gram den aer verstoort;
En zo quam 't spul ten enden.
|
|