Amoreuse liedekens(na 1613)–Anoniem Amoreuse liedekens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een oudt Liedeken, van Ioncker Willem uyt Vlaenderland. WIe wil van Tornoyen, van Tornoyen hooren spreken, Hoe datmen daer met Schilden en met speren soude steken, Also veer in Engeland, Daer worde ontboden, daer worde ontboden De stoute joncker Willem uyt Vlaenderlant. Sy seyde: Ioncker Willem uyt wat lant zijt ghy geboren? Ghy draeghter aen u voeten twee vergulde Sporen, [pagina 132] [p. 132] Een blanck Harnas draeght ghy an V Vader en u Moeder Suster en u broeder Was een so schamel Ambachtsman. Ioncker Willem wilt ghy by my blyven Twaalf Lants-Heeren sullen achter u rijden En daer op draeght hooge moet, Een Coning en Lands-Heere sal ick van u maken, En van alle mijn groote goet. Neen seyde hy, vrouken om al u rijcken Wil ick die alderlieftse uyt Vlaenderlandt niet beswijken Want het is so schoonen vrou, Zy draeghter alle dagen de lely in haer herte een [livery] op haer mou. Doen Ioncker Willem op zijn paerd was ghezeten: Nu hoort Ioncker Willem, een word heb ic vergeten, En steeckt uyt u rechter hand, Een [vingerling] root van goude stack zy hem aan zijn hand Rijt wech rijdt wech, een spieghel in mijn hertjen, een bloem uyt Vlaenderland. Doen Ioncker Willem ter halver wege was ghekomen, Also brede mare heeft joncker Willem vernomen: En sijn soete lief die was doot, Nu wil ick wederom keeren Tot mijn soete lief, die 't my lest boot, Doen Ioncker Willem in Engeland was gecomen, Alsoo leyder maere heeft Ioncker Willem vernomen, En zijn lief had een ander man, Waer ick my wend of keere, en ben ick niet een verdorven man. Nu wil ick wederom keeren, En begraven de alderliefste met also grooter eeren, En dat mach ick wel doen met recht, Te vooren mocht ick wesen een Coning en een Lands-Heere, Hey rijck God waer ick nu zijn knecht. Vorige Volgende