Algemene konst- en letterbode. Jaargang 1
(1788)– [tijdschrift] Algemeene Konst- en Letterbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berigten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlanden.Brussel . Het Gouvernement heeft, by ene aanschryving van 12 Nov. aan de Geneeskundige Faculteit der Leuvensche Universiteit, ten behoeve der Studenten in de Heelkunde, welken geen Latyn verstaan, en ten einde dezen intusschen tyd te geven, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om zig in deze Tale te oeffenen, toegestaan, dat 'er, gedurende 3 agtereenvolgende Jaren, dog ook niet langer, door vier Hoogleeraren, in het Hospitaal van St. Pieter, weeklyks, enige afzonderlyke Lessen, buiten de gewone, in het Fransch en Vlaamsch, zullen gegeven worden, zo in de Kruid-, Schei- en Heelkunde, als in de verdere daar toe betrekkelyke Wetenschappen.
Haarlem . In onze No. 21. onder Zwitzerland, gewag gemaakt hebbende van des Heren de Saussure's vertoef, gedurende ettelyke dagen, op een der hoogste Alpen, menen wy thans onzen Lezeren geen ondienst te zullen doen, met het breder verhaal van den togt derwaarts, en de byzonderheden van dit verblyf, door hem zelven aan de Schryvers van het Journal de Physique opgegeven, mede te delen. Ziet hier den inhoud van dit verhaal, zo als het door ons uit het opgemeld Journal is overgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschryving ener Reize naar de Alpen.Wanneer de Natuurkundigen en Natuuronderzoekers den top van dezen of genen hogen Berg gaan bezoeken, schikken zy het doorgaans in dier voegen, dat zy dien op het midden van den dag bereiken; en haasten zig vervolgens met het doen van hunne Waarnemingen, om voor den avond weder naar beneden te kunnen komen. Zy bevinden zig des op de grote hoogten, altyd, op gelyke uren, gedurende slegts weinige ogenblikken; en kunnen, gevolglyk, geen regt denkbeeld bekomen aangaande de luchtgesteldheid, op andere gedeelten van den dag, en nog veel weiniger nopens die van den nagt. Het kwam my van belang voor, deze gaping in de order onzer Kundigheden nopens den Dampkring, indien mogelyk, aan te vullen, met op enen verheven top zo lang te vertoeven, als genoegzaam ware, om den dagelykschen loop van onderscheidene lugtmeetkundige Werktuigen, als: van Barometer, Thermometer, Hygrometer en Electrometer &c. te kunnen opmaken, en om aldaar den oorsprong der onderscheidene Lugtverschynzels, gelyk den Regen, de Winden en Onweders waar te nemen. De begeerte hier na was niet weinig by my toegenomen, zedert ik getragt hadde, om ettelyke Proeven op Mont blanc te nemen, dan, in welker uitvoering ik, door de kortheid des tyds, en het ongemak, door de ylheid der lucht veroorzaakt, verhinderd geworden was. De zwarigheid was alleen, hoe best een gevoeglyke plaats te vinden; liefst hadde ik dezelve op omtrent de hoogte van 1800 Toises; Ga naar voetnoot(*)ook diende dezelve rondom open te wezen, zo dat de Winden en alle Luchtverschynzels 'er vry door spelen konden. Men kon wel, zonder veel moeyte, een besneeuwden top vinden, aan welken alle deze hoedanigheden eigen waren; maar op de sneeuw was het niet mogelyk een verblyf van enigen duur te houden, zo uit hoofde van het niet genoeg vast staan der Werktuigen, die 'er moesten geplaatst worden, als ter oorzake van de koude en vogtigheid: ook was het moeylyk op onze Alpen, ter zodanige hoogte, een Rots te vinden, die van sneeuw ontbloot, en te gelyk beklimbaar was, als mede breed genoeg, om 'er een soort van Huisje op te zetten. Ondertusschen verzekerde my de Heer Exchaquet, dien ik over het ontwerp raadpleegde, dat ik, op den nieuwlings ontdekten weg, van Chamouni naar Courmayeur, over de Tacul gaande, zulke Rotsen, als ik verlangde, zoude vinden. My op zyn woord verlatende, maakte ik, in het laatste Voorjaar, de nodige toebereidzels voor dezen togt; en ging in het begin van de maand Juny, met myn Zoon, naar Chamouni, om aldaar goed Weder af te wagten, en 'er my, op deszelfs komst, van te bedienen. Ik nam twee kleine linnen Tenten mede, dan ik wilde nog, boven dien, gaarne een Stenen huisje hebben. Ik hadde meer dan ene schuilplaats, of afgescheidene verblyven, nodig, niet slegts voor onze personen en voor onze Gidsen, maar ook om dat de Magnetometer en het Kompas voor de verandering der afwykingen van elkanderen dienden verwyderd te zyn, om geen invloed op derzelver onderlinge afwykingen te hebben. Ik zond derhalven vooraf Werklieden, om zodanig een Huisje te bouwen. Dit gereed zynde, vertrokken wy, zo dra het schoon Weder my bestendig voorkwam, van Chamouni. Den eersten dag, zynde den 2. July, bereikten wy Tacul, en sliepen aldaar des nagts, onder onze Tenten. Men geeft dezen naam aan ene grazige Vallei, welke aan den oever ligt van een klein Meir, tusschen het einde der Ysbeddingen van Bois, en den voet ener Rotse, welke den naam draagt van Montagne du Tacul. Des anderdaags 's morgens, om half 6 uren, vertrokken wy van daar, en kwamen tegen half één by ons Huisje. Ik hebbe deze plaats den naam van Col du Geant (Reuzenhals) gegeven, om dat dezelve werkelyk gelegen is aan den ingang van ene Engte, door welke men naar Courmayeur afdaald, en om dat de Berg, daar aan zig digtst naby vertonende, en die deze Engte bestrykt, de Geant (Reus) is, ene hoge spitzige Rots, die men zeer duidelyk van den oever van ons Meir kan zien. Van Tacul naar Col du Geant gaande, konden wy niet over de Ysvelden van Trelaporte trekken, gelyk onze Voorlopers het jaar te voren gedaan hadden; de spleten dezer Ysbeddingen waren open en met geen sneeuw bedekt, zulks dezelve volstrekt ontoeganglyk waren. Wy waren des genoodzaakt beneden een hogen top, la Noire geheten, en langs sterk afhellende sneeuw-hopen, die met diepe spleten doorboord waren, om te lopen. Onze Gidsen verzekerden ons, dat deze weg veel gevaarlyker is, dan dien zy voorleden jaar genomen hadden; schoon ik egter niet veel op hebbe met hunne verzekeringen; deels om dat een tegenwoordig gevaar altyd groter schynt, dan het geen voorby is; deels daar deze luiden geloven, dat zy den Reizigers dienst doen met hun te zeggen, dat zy grote gevaren te boven gekomen zyn. Met dit alles, is het waar, dat deze weg van la Noire met 'er daad gevaarlyk is. Zelfs zou het, daar het 's nagts gevrozen hadde, onmogelyk geweest zyn, over de harde sneeuw hopen te komen, zo niet ons Volkje, daags te voren, terwyl de sneeuw week door de Zon gemaakt was, een pad gebaand hadde. Daar na liepen wy nog gevaar, gelyk op Mont blanc, van de spleten, die onder een dun dekzel van sneeuw verborgen lagen. Deze Kloven worden enger en weiniger in getal by den top des Bergs, en wy vleyden ons, dezelve na genoeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over te zyn, toen wy op het onverwagtst hoorden schreeuwen: Koorden! Koorden! Men riep om deze Koorden, ten einde een der Dragers van ons Reistuig, Alexis Balmar, die ons omtrent 100 passen voor uit, en eensklaps van tusschen zyne makkers, in enen Ysspleet, van ongeveer 60 voeten diepte, verzonken was, weder naar boven te halen. Gelukkig was hy, ter halver diepte, door een klomp sneeuw, in de engte vastgeklemd, opgehouden: en daar op gevallen, waar door hy 'er met slegts enige schrammen in 't aangezigt afkwam. Terstond liet zig zyn Vriend P.J. Favret aan het touw binden, en naar beneden zakken, om hem des te beter vast te maken. Men haalde eerst zyn pak, en vervolgens de twee mannen, een voor een, na boven, Balmar, schoon een weinig verbleekt, scheen geheel niet ontsteld; hy nam onze Matras, waar in zyn last bestond, wederom op zyn nek, en hervatte den togt, zo gerust als voorheen. Het ogenblik onzer komste aan het einde van onzen weg was voor ons niet zo genoeglyk, als het doorgaans is. Ik zag terstond, en met leedwezen, de gelegenheid van ons Huisje met andere my bekende hoogten vergelykende, dat zy geen 1800 Toises bereikte, zo als men ons hadde doen hopen: wyders bevond ik ons Hutje zeer klein; het was niet meer dan slegts zes voeten in 't vierkant, en zo laag, dat men 'er niet regt over einde in staan konde; terwyl boven dien de stenen zo slegt gemetzeld waren, dat 'er de sneeuw was ingedrongen, en het byna half gevuld hadde. De rand der Rotsen, waar op onze Tenten gespannen moesten worden, en aan welks uitstekenden hoek ons Huisje stond, was besloten tusschen twee zeer smalle, ongelyke, Ys-beddingen, die rondom omzoomd waren met hellingen van sneeuw, en zulke steile Rotsen, dat men ze bykans afgronden mogt heten. Voor een verblyf van ettelyke dagen gaf deze stand juist geen aangenaam vooruitzigt; dan dezelve was, voor een fraayen uitkyk, met 'er daad heerlyk. Van den kant van Italien hadden wy een Gezichteinder van onmeetlyke uitgestrektheid, bestaande uit een dubbele keten van Bergen, gedeeltelyk met sneeuw bedekt, tusschen welken men egter enige Bosschen, en enige vrolyke en bebouwde Valleyen, ontdekte. Aan de zyde van Savoyen leverden Mont-blank, de Geant, en de tusschen beiden komende toppen, een ongemeen groots, verscheiden en aantrekkelyk, Schouwtoneel op. De dragers van het Reistuig en der Werktuigen vertrokken terstond naar Chamouni; doch ik hield, behalven myn Knegt, vier van de beste Gidsen by my, om, beurtlings, Kolen en Leeftogt van Courmayeur te halen. Na wat uitgerust en zich verfrischt te hebben, wilde ik dat zy de nodige toebereidzels voor ons verblyf zouden maken; dan ene nog overgebleven vermoeijenis, gepaard met het vooruitzigt van de ongemakken, welken zy uit dit verblyf te wagten hadden, maakte hen slap en moedeloos. Toen ondertuschen de koelte van den avond zig begon te laten gevoelen, begrepen zy nodig te hebben, om aan ene verschuiling voor den nagt te denken Zy begonnen daar op de grote losse Stukken Granitsteen, die den grond van onze Standplaats uitmaakten, een weinig in order te schikken, en 'er de Tenten op te spannen, om daar in den nagt door te brengen; want in het Huisje was het niet uit te staan, voor en al eer men het ontruimd hadde van een bed hard Ys, 't geen beneden de sneeuw lag, waar mede het opgevuld was. Wat my betreft, ik hadde terstond een begin gemaakt, met het nazien van myne Werktuigen, en die genen ter Proefneming te stellen, welken niet vooraf behoefden gereed gemaakt te worden. Tot myn spyt, vond ik myne twee Barometers ontsteld; de grote droogte, zedert ons vertrek uit Chamouni, hadde ze beiden van den gang geholpen. Ondertusschen was 'er nog geen lucht ingedrongen, en het gelukte my, een derzelver te herstellen, door het aanwenden van een middel, 't geen de oorzaak van dezen ramp my van zelve aan de hand moest geven. Wy sliepen dien nagt, schoon op een gebrekkig leger, egter tamelyk wel; waar door wy nieuwe kragten en moed verkregen. Des morgens begaven wy ons met yver aan het ys uit ons Huisje te halen, en het zo hoog op te trekken, dat men 'er regt over einde in staan konde: voorts maakten wy Voetstukken voor de Magnetometer, het Kompas, ter waarneming van de verandering der Miswyzingen, en het vlak om den Meridiaan te trekken, en namen zelfs enige Waarnemingen. Onze Gidsen, die ene verandering van Weder te gemoet zagen, deeden inzonderheid hun best, om onze Tenten ter dege vast te zetten, 't geen niet gemakkelyk op onze Standplaats te doen was, als smaller zynde, dan de Tenten zelve, ongelyk, en uit grote losse brokken bestaande. Gelukkig voor ons, dat wy deze voorzorg genomen hadden; want, in den volgende nagt, zynde die van 4 tot 5 July, wierden wy door den verschrikkelyksten Storm overvallen, waar van ik ooit getuige was. Tegen 1 uur, na middernagt, stak de wind zo geweldig, uit het Zuid-oost, op, dat ik ieder ogenblik dagt, dat dezelve het Stenen Huisje, waar in ik met myn Zoon te slapen lag, zoude wegvoeren. Deze wind was des te meer zonderling, daar dezelve telkens door doodstille tusschenpozen vervangen wierd; gedurende welke tusschenpozingen, wy den wind, beneden ons in de Vallei van de witte Allée, hoorden loeyen; terwyl het geheel stil was rondom ons Huisje. Dan op deze stilten volgden rukwinden van onbeschryflyk geweld; men hoorde dubbele vlagen, even als of 'er ettelyke Stukken Geschut losbrandden. Wy voelden den Berg zelven, onder onze Matrassen, bewegen; de wind gierde door de reten der Stenen van ons Huisje; ligtte zelfs het dek, waar onder ik lag, op, en deed my, van 't hoofd tot de voeten, verstyven Met het krieken van den dag, begon de wind een weinig te gaan leggen; dog wakkerde weldra weder, en stak op nieuw op, verzeld van een Sneeuwjagt, die aan alle kanten in ons Huisje doordrong. Dit deed ons naar een der Tenten den wyk nemen, om 'er een betere verschuiling te vinden. Ondertusschen moesten onze Gidsen de staken gestadig vast houden, uit vreze dat de wind dezelve zou om verre rukken, en met de Tent wegvoeren. Tegen 7 uren, des morgens, kwam by den Storm ook een Hagel- en Donderbui, volgende de slagen elkanderen onophoudelyk. Een der blixemstralen viel zo naby ons, dat wy onderscheidenlyk een vonk zagen, die langs het Linnen, over de Tent gespannen, heen ziste, vlak agter de plaats, waar myn Zoon zig bevond. De lugt was zo vol van Elektriek vuur, dat zo als ik maar het puntje van den Geleider van myn Elektrometer, uit de Tent slak, de bolletjes zo verre van elkanderen verwyderden als de draden konden reiken; en de Elektrometer wierd, by | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
na by elken Donderslag, negatif van positif, of omgekeerd. Om zig een denkbeeld te vormen van de hevigheid des winds, zal ik alleen melden, dat onze Gidsen, tot twemalen, levensmiddelen uit de andere Tent willende halen, en hier voor een enigzins stiller bui afwagtende, ten halver wege, schoon de afstand der ene Tent van de andere niet boven de 16 of 17 treden was, zig door zulk een geweldige vlaag winds belopen vonden, dat zy, om niet van boven neder geworpen te worden, verpligt waren, zig aan een Rots, die gelukkig op de helft van den weg stond, vast te houden, en aldaar 2 of 3 minuten te blyven staan; terwyl de wind hunne klederen om hunne hoofden geslagen hield, en hunne lighamen niet weinig door den hagel geteisterd wierden, eer zy het durfden wagen weder voort te stappen. Tegen den middag klaarde het Weder op, en de Heer Exchaquet, die, daags te voren met vier Gidsen ons een bezoek was komen geven, en het ongeluk hadde, met ons te delen in dezen kwaden nagt, en stormenden morgenstond, maakte gebruik van het bedaard Weder, om te rug te keren; hy verliet ons en klom af over Courmayeur. Ons aangaande, wy waren ongemeen in onzen schik, te bespeuren, dat wy, met onze Schuilplaatsen, hoe elendig zy ook waren, de zamengespannen Elementen konden wederstaan; en, ons verzekerd houdende, dat het bykans onmogelyk ware, om door slegter Weder belopen te worden, agtten wy ons veilig voor de meest gevaarlyke onweersbuyen, die men ons op deze hoogten gespeld hadde. Wy gingen des yverig voort, met de nodige schikkingen voor onze waarnemingen te maken. Wy begonnen 'er mede, des anderen daags, op ene regelmatige en onafgebroken wyze. Het Weder niet al te slegt zynde, stond myn Zoon des morgens ten 4 uren op, om een begin te maken met de Weerkundige Waarnemingen: ik zelve rees niet voor 7 uren, dog bleef, in vergoeding hier van, tot midden nagt op, terwyl myn Zoon tegen 10 uren te bedde ging. Op den dag, hadden wy elk onze afzonderlyke bezigheden. Deze gestadige bezigheid deed den tyd spoedig voor ons omgaan. Ondertusschen hadden wy niet weinig te lyden van de koude, in het slegte Weder, en op de meeste avonden, zelfs van de schoonste dagen. Bykans alle avonden, tegen 5 uren, stak de wind op van den kant der besneeuwde Afhellingen, die boven ons, ten Noorden en Oosten, uit staken. Deze wind, dikwyls van sneeuw en hagel verzeld, was ongemeen koud en hinderlyk. De warmste klederen, zelfs peltwerken, konden ons voor de koude niet beschutten. In onze linnen Tenten, konden wy geen vuur stoken, en onze elendige Hut, zo doorluchtig, dat 'er de dag doorspeelde, was niet warm te krygen, met onze kleine Komforen. Zelfs de Kolen brandden niet dan slegts flaauw, in deze yle lucht. Men hadde gestadig nodig, om ze aan te blazen; zo dat, wanneer wy al eens onze benen en voetzolen verwarmd kregen, ons lighaam voor 't overige altyd verstyfd van koude bleef, door den wind, die in onze Hut gierde. Zulke ogenblikken deedden ons minder berouw hebben, dat wy ons slegts op de hoogte van 1703 toises, boven de oppervlakte van het Meir bevonden: door dien, op ene grotere hoogte, de koude ons des te meer ongemaks zou veroorzaakt hebben. Boven dien troosten wy ons hier over met de gedagten, dat wy ons nog 180 Toises hoger bevonden, dan de top van Buet, die, voor enige jaren voor den hoogsten beklimbaren kruin der Alpen gehouden wierd. Tegen 10 uren 's avonds ging de wind leggen: tegen welk uur ik myn Zoon, in ons Huisje, zig ter ruste liet begeven; terwyl ik my terstond naar de Tent, waar het Kompas voor de verandering der Afwykingen stond, begaf, en my, in myn Pels gewonden, en met een heten steen onder myn voeten, aan het in het net schryven zette, van de aantekeningen, die wy des daags gemaakt hadden. Nu en dan liep ik eens naar buiten om myne Werktuigen waar te nemen, en de lucht te beschouwen, die, vervolgens, byna altyd ongemeen helder was. By uitstek aangenaam waren my deze twee uuren van afzondering en bespiegeling: na verloop van welken ik my, in ons Huisje, op een kleine Matras, naast die van myn Zoon op den grond liggende, ging nedervleyen, slapende aldaar ruim zo goed als op myn beste gespreid bed. De 16de en laatste avond, dien wy op Col du Geant door-bragten, was verrukkelyk schoon. Het scheen of ons deze hoge toppen niet zonder smert wilden laten vertrekken. De gure wind, die ons, de meeste avonden, zo hinderlyk geweest was, waaide thans niet. De Bergkruinen, die boven ons uit staken, en de sneeuw hopen, die dezelven van elkanderen scheidden, stonden in de fraaiste schakeringen, van rozen en karmyn koleur geverwd. De gantsche Italiaansche Gezichteinder vertoonde zig met een purpren zoom omgeven; en de volle Maan verhief zig van agter dezen zoom, met de Majesteit ener Koninginne, en met het schoonste vermiljoen beschilderd. De lucht, rondom ons, was zo volmaakt zuiver en helder, als Homerus die van den Olympus schetst: terwyl de Valleyen, met nedergevallen dampen vervuld, zig als een duister en schaduwagtig verblyf opdeden. Hoe zal ik egter den Nagt best afschilderen, die op dezen schonen Avond volgde, wanneer, op de schemering, de Maan, alleen aan den Hemel schitterende, de stralen van haar zilver licht over den uitgestrekten kring van sneeuwtoppen en Rotsen, die onze Hut omringden, uitschoot? welk een verbazend en verrukkelyk Schouwtoneel leverden de sneeuw- en ystoppen op, wier glans by het licht der Zonne niet te dragen valt, onder dit flauwer schynzel van den Nagtfakkel! Hoe luisterryk staken thans de Rotsen, van gebruineerd Granit, en zo net en stout afgesneden, te midden van deze schitterende besneeuwde kruinen af! Welke gunstige ogenblikken voor de bespiegeling! Voor hoe veel moeyte en gemis van soortgelyke ogenblikken, strekken zy in vergoeding! De Geest verheft zig, deszelfs beschouwingen schynen zig te verwyden, en men verbeeld zig, te midden dezer majestieuse stilzwygenheid, de stem der Nature te horen, en een vertrouweling te worden van hare geheimste verrigtingen! Des anderen daags, den 19 July, de Waarnemingen en Proeven, die wy ons voorgenomen hadden, volbragt hebbende, verlieten wy onze verblyfplaats en gingen af naar Courmayeur. Het eerste gedeelte van den weg, benedenwaarts over losse Rotsen gaande, loopt zeer steil af en is dus moeylyk, schoon egter geheel niet gevaarlyk, en dus, ten dezen aanzien, in gene vergelyking komende, met dien van Aiguille-du-Gouté, waar mede men dezelve gelyk gesteld hadde. Aan den voet dezer Rotsen, komt men in Weiden, beneden welken men Boschaadje vind, en eindelyk bebouwde Velden, langs welken men te Courmayeur komt: Alhoewel nu deze gehele weg zeer gemakkelyk is, hadden wy daar op ondertusschen niet weinig ongemaks uit te staan, zo wegens de hitte die ons, uit ene zo koude luchtstreek komende, in den be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ginne ondragelyk viel, als ook en wel inzonderheid wegens den honger. Wy hadden enige levensmiddelen voor dezen korten togt bewaard, dan dezelven waren 's nagts te voren verdwenen Wy hadden een sterk vermoeden, dat enigen onzer Leidslieden dezelven ons ontvreemd hadden, niet zo zeer om 'er zelven gebruik van te maken, dan wel ten einde ons in de volstrekte noodzakelykheid te brengen, om te vertrekken. Het verveelde hen dodelyk op Col du Geant, en onze verrukking van 's avonds te voren, nevens het hartzeer 't geen myn Zoon hadde laten blyken, hadde hen doen vrezen, dat wy ons verblyf zouden hebben willen verlengen. De hitte en gebrek aan voedzel deeden myne kragten bezwyken; ik kreeg zelfs beginzels van flaauwte en begon ligt in 't hoofd te worden, zo dat ik gene woorden meer wist uit te brengen, om myne gedagten mede te delen. Myn Zoon en myn Huisknegt hadden het insgelyks kwaad, dog op verre na zo erg niet als ik. Myne zwakheid deed onzen gang vertragen, en onthield ons, zelfs hier door, des te langer, het hulpmiddel. Wy bereikten, niet voor 7 uren des avonds, het Dorp Entreve, waar de eerste huizen waren, in welken wy iets te eten konden krygen. Een dag uitrustens egter te Courmayeur herstelde my volkomen. Van daar kwamen wy, over Col Ferret, te Martigny, en vervolgens te Chamouni, alwaar wy nog drie dagen doorbragten, om enige waarnemingen te doen, welken wy konden vergelyken met die, welken wy op Col-du Geant gemaakt hadden. Van daar kwamen wy, tegen het einde van July, te Geneve te rug. In een der eerstvolgende Journalen, zal ik enige onzer waarnemingen breder opgeven en beschryven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuw uitkomende boeken, akademische en andere schriften.Spanjen . Historia del Luxo y de las Leyes Sumptuarias de Espagne &c. Geschiedenis der weelde en der verkwistings-wetten in Spanjen, door den Advok. Giovanni Sempere, 8vo. 2 Del. Madrid, 1788. De Staat- en Huishoudkundigen van Europa zullen, zelfs na het lezen van Montesquieu, Melon en Hume, met nut en vermaak, dit Werk over de weelde der Spaansche Natie kunnen doorbladeren. De Heer G. Sempere, reeds bekend, by het Gemenebest der Letteren, door zyne vorige Schriften, heeft deze Stof met zeer veel oordeel weten te behandelen. Hy toond een zo diep denkend Wysgeer als getrouw Geschiedboeker te zyn. Zyn Styl is fraai, en overal geeft hy blyken van ongemene belezenheid en een fyn oordeel. De Geschiedenis begint van den tyd der Kar thagers, en loopt tot aan de gelukkige Regering van Karel de III.
Italien . Dell' arte Ostetricia &c. Over de Verloskunde: een Tydschrift, met afgezette Platen. Eerste vierendeeljaars Stukje. 8vo. Bologne, ter Drukkery van S. Tommaso d'Aquino. De Schryvers dezer bladen zyn de Heren Cettani en Nerozzi, die voornemens zyn, in het Italiaansch, ene volledige Verhandeling over de Verloskunde uit te geven. Het voorhanden zynde 1ste Stukje behelsd de beschryving der Vrouwelyke uit- en inwendige delen; nevens die der Borst en Buikspieren Uit de manier, waar op dit Werk begint, mag men verwagten, dat het niet min belangryk voor lieden van de Konst, dan vermakelyk en lezenswaardig voor anderen staat te worden. Prospetto delle Malattice &c. Beschouwing der uitwendige Ziekten van 't Hoornvee, met derzelver onderscheidene behandelingen, getrokken uit een aantal van beroemde Schryveren, door M. Francesco Bousi de Rimini, 2de druk, 12mo. Florence, by Moucke 1788. De Schryver teld 30 uitterlyke Ziekten by het Hoornvee; zullende mogelyk ook de inwendige kwalen opgeven. De beschryving van elk ongemak, nevens de afzonderlyke behandeling daar van, word in weinige regels, en voor elk verstaanbaar, opgeven. De Autheur staat bekend voor een der eerste Vee-Artsen van Italie, en tevens voor een zeer bekwaam Schryver. De waarde van dit zyn Werkje, hoe klein ook, als slegts 48 bladzyden beslaande, overtreft, zonder tegenspraak, die van een menigte uitgebreider Schriften over deze Stoffe. Te Turin, is dit jaar, het 3de Deel uitgekomen, der Verhandelingen van de Koningl. Akademie der Wetenschappen, voor de jaren 1786 en 1787. in 4to. van omtrent 700 bladz. met platen; behelzende, buiten het Voorberigt, een aantal van 30 belangryke Verhandelingen, Proeven en Waarnemingen.
Duitschland . Geschichte des Holländischen Händels &c. Geschiedenis des Hollandschen Koophandels, na Luzac's Hollandsch Rykdom bearbeid, door A.F. Luder, gewoon Hoogl. der Geschiedenis enz aan het Karolinum, te Brunswyk, gr. 8vo. Leipzig, by Crusius, 2 Rthl. De Hoogl. L. heeft in dezen enen arbeid ondernomen, die niet weinig danks verdiend, als ten minsten hier ene Geschiedkundige Proeve gevende over den zo aanzienlyken Hollandschen Handel, welke niet te ontkennen is, dat hem veel moeite moet gekost hebben en blyken opleverd van 's mans ongemene kundigheden. Hy heeft zig, zonder een enkel uittrekzel te maken, van de beiden Werken des Heren Luzac, Hollands Rykdom, en la Richesse de Hollande, 't geen reeds te voren uitgegeven en in den jare 1778. te Leipzig, in 't Hoogduitsch vertaald, was, bediend, waar hy zulks met vrugt konde doen, en de daar uit ontleende Berigten deels beknopt byeen getrokken, deels verbeterd en aangevuld: veel egter geheel zelve bearbeid, met een woord een nieuw, beter ingerigt, minder omslagtig, en, by ene meerdere beknoptheid, veel volkomener Werk over deze Geschiedenis, van zyn eigen maakzel geleverd; schoon by tevens erkend, hoe veel hy nog, by mangel aan betere hulpmiddelen, te kort geschoten is, en deze Geschiedenis slegts enige schreden nader aan de volkomenheid heeft weten te brengen. Uit drie Boeken bestaat dit Levenswaardig Werk, waar van het Eerste, in 3 Afdelingen, de Geschiedenis behelsd van de Scheepvaart der Hollanderen; derzelver Visseryen, Manufakturen en Handel, van de vroegste tyden af tot op den Munsterschen Vrede. Het Twede vervat deze Geschiedenis tot op den tegenwoordigen tyd; terwyl het Derde over de oorzaken van den bloey en het verval des Hollandschen Handels gaat, met aanwyzing, alhoewel slegts in 't algemeen, van de middelen, om dien op nieuw te herstellen. Hoe veel moeite zig de Heer L. gegeven heeft, alleen in het nasporen der hulpmiddelen voor zyn Werk, en tot staving zyner opgaven, blykt uit de overal aangewezene bronnen, de veelvuldige tuschen beiden ingevlogte Lysten van in- en uitgevoerde waren, en uit de by- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevoegde Tafels, die dusdanige of soortgelyke opgaven in houden. [Hallische Gelehrte Zeitungen.] Fassliche Beschreibung der gemeinnutzlichste Künste und Hand wercke. Bevattelyke Beschryving der algemeen nuttige Konsten en Handwerken, of onder enen anderen Tytel: Zweyte Theil der Unterhaltungen fur junge Leute. (Twede Deel der onder rigtingen voor de Jeugd,) 8vo. met 48 kopre platen, door Voigt. Archidiaken en Profess. te Schweinfurt: Neurenberg, by Weiger en Sneider, prys 2 Rthl. De Heer V. bepaald zig in dit Deel alleen tot die Konsten en Handwerken, waar van in het eerste nog niet gehandeld was; gevende daar omtrent zo duidelyke onderrigtingen, als buiten ogenschouw, kan verlangd worden. De bygevoegde Afbeeldingen, voor welker nauwkeurigheid de Schryver zig alle moeyte gegeven heeft, dienen in dezen tot verdere opheldering. De beknoptheid en klaarheid doet dit Werkje alle anderen van dien aart overtreffen.
Nederlanden . Wy zyn, door de vriendelyke bezorging van enen onzer Begunstigers, in staat gesteld, om onze Lezers te berigten, dat, in dit lopende Jaar, de navolgende Geneeskundige Verhandelingen, onder meer anderen, aan de Hoge School, te Leyden, ter verkryging der Doctorale waardigheid, verdedigd zyn. Te weten:
ABRAHAMI van STIPRIAAN, M.D. Observationes Chemicae de quil usdam Salibus essentialibus Vegetabilium, publice defensae. (Scheikundige Waarnemingen over enige wezenlyke zouten der Planten.)
PETRI JACOBI GROEN van PRINSTERER, Dissertatio Med inaugur. publice defensa, sistens nonnulla Calculorum Genesin, naturam & cum topbis podagricis con enientiam spectantia Quibus accedit singularis Icteri periodici, depositione materiae Calculosae ad cutim soluti, Historia. (Enige byzonderheden over de groeying en de natuur der Stenen in 't menschelyk lighaam, en derzelver overeenkomst met de jigtige Kalkbui len. Waarby gevoegd is ene beschryving van ene zonderlinge periodieke Geelzugt, die, door het neerzetten van ene steenagtige Stof onder de huid, genezen wierd.)
CORNELII van GALEN, Diss. med. inaug. de Urinarum Statu & Significatione in morbis. (Over de gesteldheid der Urine, en derzelver betekenis in de ziektens.)
THOMAE TOMSON, Diss. med. chem. inaugur. de Alkali volatili (Over het vlugge Loogzout.) Schoon de natuur van ons Blad ons niet toelaat, een uittrekzel van deze lezenswaardige Akademische Verhandelingen mede te delen, mogen wy egter onze Lezers niet geheel onkundig laten, van het zeer zonderling geval der periodieke Geeluw, door den beroemden Leydschen Hoogleraar F.J. Voltelen waargenomen, en aan den Heer van Prinsterer zelven ter hand gesteld. ‘Ene gezonde, sterke, 29 jarige aanzienlyke Vrouw, die zedert haar Huwelyk, in het Jaar 1778 een en andermaal zwanger geweest was, en, behalven de Pokjes, Mazelen en andere zware Ziektens, in 1782 ene anderdaagsche Koorts kreeg, waar van zy door den Koortsbast genezen wierd hield daar uit ene zwaarte en pynelykheid in de regterzyde van den Buik, die twe Jaren daarna, door een schrik, zeer toenamen, en van ene ligte en kortstondige geelagtigheid der huid gevolgd wierden. In December 1784, kreeg zy ene hardnekkige Geeluw, met de gewone toevallen, die in February 1785 byna verdween; doch in Maart, daarna in Juny, en vervolgens van tyd tot tyd, altoos met geweldige verheffing van pyn in de regter zyde, in den rug, en in den regter schouder, vernieuwde. Alle aangewende middelen waren vrugteloos. De Heer Voltelen wierd, tegen het einde van September des laatstgemelden Jaars, over deze verzwakte Lyderes geraadpleegd. Schoon de omstandigheden enen Steen in de Galblaas deeden vermoeden, scheen 'er gene hoop te zyn, om dezen vyand, door de gebruikelyke middelen, in een uitgeput lighaam, te overwinnen. Ten einde derhalven de spysvertering te bevorderen, en den Buikloop, die zeder enige weken plaats had, te keer te gaan, gaf de Heer Voltelen eerst ene matige gift Rhabarber, en vervolgens een drankje met een halve once Extractum Cort Salicis Albae, waar mede de afgang geregeld, en alle de omstandigheden wat gunstiger wierden; hoewel de voorname ziekte op denzelfden voet aanhield. Deze middelen liet de Heer Voltelen, vooraf gaan, met oogmerk om van de Aether en Ol Still. Terebinthinae, tot gelyke delen gemengd, in naarvolging van Percival, Durande, en anderen, gebruik te maken, zo als de Lyderes, den 19 November, een Thelepel daags daar van begon te nemen, met een Glas vol van het Decoctum Gramin. Taraxac &c. terwyl men tegen het geweld der toevallen het Opium gebruikte. Het gevolg was, dat, onder het naarstig gebruik dezer middelen, de verheffing der ziekte langer uitbleef, en de toevallen verminderden. Omtrent de maand April 1786, ontstonden 'er hevige pynen in verscheidene delen van 't ligchaam, inzonderheid in de toppen van de vingers, de muizen van de handen, en in de onder armen, met ene zekere styfte, die, na 't verloop van enige weken, door een zonderlinge uitslag, op de wyze als steenagtige Gierst, zynde scherp, geelagtig, onder de opperhuid zigtbaar en beweeglyk, vervangen wierden. Op dit verschynzel deed men haar in het gebruik van het middel, ter helfte vermeerderd, met wat Spaansche Wyn, in de plaats van het afkookzel, voortgaan. Om de onaangename gevolgen van het Opium, dat reeds tot 18 Grein in het etmaal genomen wierd, voor te komen, gaf de Heer Voltelen het Laudanum met wat Ipecacuanna en Salpeter, op de wyze van het Poeder van Dover, 't welk de uitwaaszeming bevorderde. Omtrent het einde van September, van 't zelve jaar, waren de aanvallen der Geeluw, en vooral de voorafgaande en verzellende toevallen, veel verminderd. De uitslag was toen in grootte en uitgebreidheid aanmerkelyk toegenomen, voornamelyk aan de vingers en derzelver gewrigtjes, aan de onderarmen, aan de overige gewrigten, aan de beide grote ooghoeken, en aan de kraakbeenderen der lugtpyp, zo dat dezelve, op zommige plaatzen in een lopende, als een steenagtig dekzel, elders verhevene, rondagtige, en enigzins beweeglyke lighaamtjes, ter grootte van ene erwt, enkeld of troswyze, zich vertoonde, waar van zommigen, door ene gemaakte opening ontlast, kuiltjes nalieten. Een naauwkeurige waarneming ontdekte, dat 'er, na elken nieuwen aanval der Geeluw, zodanig ene neerzetting gebeurde; en dat 'er, na ene voorafgaande jeukte, een zeer klein geelagtig puistje ontstond, dat schielyk in grootte en hardheid toe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nam, doch 't welk, in den beginne, geopend zynde, een taai, kleverig geelagtig, scherp, wegëtend vogt ontlastte. De Urine was in dien tyd altoos rykelyk met een zandagtig geel bezinkzel voorzien. Gedurende het gehele Jaar 1787 wierd met het middel, om het gunstig gevolg, bestendig aan gehouden, zynde de aanvallen, die eerst naauwlyks drie of vier weken uitbleven, toen op een tusschenpozing van 8, 9 tot 11 weken gebragt, en ongelyk minder hevig, schoon met denzelfden uitslag aan den huid. Zedert het Voorjaar scheen de aanval door het te Paard ryden nu en dan voor gekomen te worden, hoewel de uitbotting op de huid ook dan egter volgde, en 'er veel dikke scherpe stof met de Urine weg ging. In den afgang is nimmer een Steen ontdekt. - Dewyl men eindelyk omtrent de maand April 1788. door de vermeerdering der kragten, de gezonde kleur, het niet vernieuwen van den uitslag, het afslyten der steenagtige delen van de handen, en andere gunstige omstandigheden, ene volkomene genezing te gemoet zag, en de Lyderes reeds zes maanden van een nieuwen aanval der Geeluw vry was gebleven, raadde de Hooggeleerde Heer Voltelen het Geneesmiddel nog enigen tyd, om den anderen dag voort te gebruiken, en eindelyk geheel na te laten.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tekeningen en prenten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Parys.De Plaatsnyder Morthey heeft, by een afzonderlyk gedrukt berigt, een aantal in 't koper gesneden Konstplaten aangekondigd, over De Geschiedenis van het Duitsche Keizerryk: in denzelfden smaak als de reeds in 't licht gekomene over de Romeinsche en Fransche Geschiedenis zyn. Aan den voet van elke Plaat, zal de korte inhoud, mede op koper gegraveerd, en uit la Barre ontleend, te lezen zyn. Men is reeds zo verre met dezen arbeid gevorderd, dat men ieder maand ene Aflevering van 4 bladen, die op 4 Liv. te staan komen, doen kan. Men laat de rand zo breed dat het Formaat, by het inbinden, deszelfs volkomen grootte behouden kan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schilderyen en beeldhoustukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Parys.De Heer Hue, Schilder des Konings, en Lid van de Kon. Akademie der Schilder- en Beeldhoukonst, op order van zyne Majesteit, ene Afbeelding vervaardigd hebbende van den Zeeslag, op den 6. July 1779. tusschen 's Konings Vloot, onder het bevel van den Vice-Admiraal, Grave d'Estaing, en de Engelsche, gecommandeerd door den Admir. Byron, geleverd, en waar van de verovering van het Eiland Grenada een gevolg was, heeft, onlangs, dit Schilderstuk aan den Koning gepresenteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Narigten en byzonderheden, tot den handel en scheepvaart, land en veebouw, als mede de huishoudkunde, handwerken en fabrieken, betrekkelyk.Uit Amerika heeft men, dat de byzondere Staten van het nieuw Gemenebest aldaar zig zo zeer beijveren, om, elk in den haren, den Landbouw, Handwerken en Manufakturen aan te moedigen, dat men waarschynlyk, binnen weinige Jaren, alle buitenlandsche Produkten en Maakzels, aldaar, geheel zal kunnen missen. - Niet minder was men 'er bedagt om het National crediet op enen vasten voet te brengen: hebbende het Congres, tot de betaling der kosten van de civile Lyst, en van de Interessen der Kapitalen, by de Buitenlanders opgenomen, van de afzonderlyke Staten, een somme van 5 Mill. Dollars geëischt, waar van reeds 2 Mill. waren opgebragt: wyders had men elks quota bepaald voor de betaling der Binnenlandsche Schuld, of zogenaamde Domestic Debt, die een somme van 28 Mill. Doll. bedragen heeft, dog waar van reeds, door het verkopen van enige gronden, in het westelyk deel der Verenigde Staten gelegen, die, by den Vrede, door Groot-Brittannien waren afgestaan, 7 Mill. afgelost zyn.
In den Jare 1764 was de gehele Landschuld van Saxen tot op ene somme van 42,742,009 Thl. geklommen. Dezelven bestond, aan Hofschulden in Thl. 6,000,000 Aksyns schulden 6,000,000 Acterstallen der Armée, die in 1767 betaald zyn 1,457,584, 9,11 En in eigenlyke Steuer Cap. sch. 29,284,421,18, 6 ¾ Van de laatsten zyn, zedert het jaar 1764 tot op 1786 afgelost geworden, Thl. 7,643,303,5,11 ¼ zulks dezelven toen nog beliepen ene somme van 21,385,121,12,7 ½ gaande de aflossing tog jaarlyks op 2 Termynen van Paschen en St. Michiel onafgebroken voort, uit een daar toe expres opgerigt Fonds, onder den naam van Steuer-Credit Cassa bekend. - Op gelyke wyze is 'er, met den jare 1763, een twede Fonds van 300,000 Thl. groot, spruitende uit de inkomsten der Keurv. Domainen en Regalien, en onder den naam van Cammer-Credit Cassa bekend, opgerigt, tot aflossing der Kamer- en Aksynsschulden. Het een en ander heeft het Lands Crediet dermate hersteld, dat de zogenaamde Steuerscheine, de Lands-Obligatien en overige Staats-schuldbrieven van 60 pCt. en daar beneden, niet slegts, weinige gevallen uitgezonderd, tot het volle Kapitaal gerezen zyn, maar zelfs 1 a 2 pCt. opgeld doen, niettegenstaande zy slegts 3 pCt. jaarlyksche Interessen geven. De Handel in Boter, op Spanje, is dit Jaar voor Ierland zo slegt uitgevallen, dat 'er, volgens kortlings | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontvangen Berigten uit Cadix, nog wel 8 Ladingen in die Haven, onverkogt, lagen: waar uit men ene merkelyke daling in den prys van dat Produkt, in Ierland, te gemoet zag.
Bekend is het, hoe yverig men, zints enigen tyd, in Engeland, in den weer is, om de afschaffing van den Slavenhandel, in de West-Indische Volkplantingen, te bewerken. Een groot aantal van gedrukte Vertogen hier toe zien reeds het licht, en komen nog dagelyks uit: om de kosten hier voor, als mede voor het inwinnen van de nodige Getuigschriften, en het overleveren der Remonstrancies by het Parlement, ter bereiking van dat oogmerk, goed te maken, was 'er reeds, over enigen tyd, ene inschryving geopend, welke, volgens een gemaakte Balans, op 12 Aug. dezes jaars, ene somme van 628 Pstr. 9 s. 6 d. in handen van het Comité der opgerigte Maatschappy voor deze Afschaffing gebragt hadde. Zedert is deze Inschryving, door ettelyke bykomende Fournissementen, zo van particulieren als byzondere Commissies, nog aanmerkelyk vermeerderd, zulks zy met het ontvangene tot 12 Aug. op den 18 Nov. laatstl. reeds een somme van 1028 Pstr. 4 s. 3 d. bedroeg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geboorte- trouw- en sterflysten.Het getal der Doden, gedurende de laatstverlopene weck, is geweest: te Amsterdam 227, en dat der voorgaande aldaar 173: en te Haarlem 24, onder welken laatsten 10 beneden de 12 jaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bekendmakingen en prys-opgaven van in- en uitlandsche boeken en geschriften.De Boekhandelaar Treusell, te Staatsburg, is door inkoop meester geworden van den gehelen opleg der pragtige 4to. of liever klein Folio druk van HORATIUS, die, onlangs, uit de nieuwe Boekdruk- en Lettergietery der Heren Rolland en Jacob, in 't licht gekomen is. Liefhebbers derhalven, die hunne Boekverzameling met dit ongemeen fraai Gedenkstuk van Typographische schoonheid versieren willen kunnen zig by opgemelden Boekhandelaar vervoegen. - Het Exemplaar kost 30 Liv. ingenaaid.
In onze laatsvorige No. Bladz. 178. 2de Kol. reg. 12 a 13. staat: Ariae Viatoriae, Altariae portatiliae. moet zyn: Arae Viatoriae, Altaria portatilia. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weerkundige waarnemingen, te Haarlem.
Te Haarlem by A. Loosjes. |