Algemene konst- en letterbode. Jaargang 1
(1788)– [tijdschrift] Algemeene Konst- en Letterbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||
Berigten.
| |||||||||||||||||||
Duitschland en Naburige Ryken.De Keurvorst van Saxen heeft, uit zugt voor de Wetenschappen, de som van 300 Ryksd., welke tot dus verre jaarlyks besteed wierd tot vergroting der Keurvorstelyke Boekery, tot op 3000 Ryksd. jaarlyks vergroot, en het der zorge van den Opper-Biblothekaris, den Heer Hofraad Adelung, aanbevolen, om deze kostbare Boekenschat, welke reeds 140,000 Boekdelen bevat en thans op de eerste en twede Verdieping van het Japansche Paleis ten toon staat, tot de eerste Boekery van geheel Duitschland te maken, Ingevolge hier van heeft opgemelde Hofraad onlangs, de schone Verzameling van den Heer Appelat. Gericht-Secretaris Grundmanns, welke uit ettelyke honderde Saxische Documenten, zeldzame Handschriften, en Staats-Registers, als mede uit de voornaamste gedrukte Werken over de Saxische Vaderland- | |||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||
sche Geschiedenis, met byvoegzels, verbeteringen, uit oorsprongelyke Papieren, en andere geschrevene Aantekeningen, versierd, bestaat, voor 1600 Ryksd. gekogt. Wyders beloven zig de Liefhebbers der Waarheid en Letterkunde, te Dresden, niet weinig goeds van den toegang, die aldaar thans geopend is, tot lang bedekt gehouden ryke bronnen van Wetenschap; daar de Opper-Kamerheer, Graaf Martolini, gaarne de kostbaarste Codices en andere Handschriften, ten algemenen gebruike, tegen behoorlyke borgtogt, laat uitreiken.
De Heer Dr. Hofmann, Hoogl. in de Geneeskunde, te Altorf, heeft aldaar, als Stads-Doktor, om trent 2 jaren geleden, ene Stigting ten behoeve van arme Kranken, ingevoerd, waar uit deze noodlydenden, zo in als buiten de Stad, voor niet genezen, en van Artzeny middelen voorzien worden. - Een tweledig nut is aan deze liefdadige Stigting verbonden, daar te gelyk de Studenten in de Geneeskunde aldaar, hier door gelegenheid hebben, om, ter betere oeffening in de praktyk, deze Kranken, onder het opzigt der Heren Professoren, te gaan bezoeken. Een gedrukt Berigt, nopens het getal, de Ziekte en Geneeswyze, der bediende Kranken, nevens opgave van ontfangst en uitgave, komt jaarlyks in 't ligt. Van de 79 Zieken, gedurende dit Jaar, by deze Stigting aangenomen, zyn 'er slegts 4 gestorven.
Zyne Koningl. Majesteit heeft den Heer Hofraad en Göttingsche Hoogl. Michaëlis tot Justitie-Raad, Dr. Miller, Hoogl. in de Godgeleerdheid tot Konsistorie-Raad, en de Heren Profess. Lichtenberg, Meiners, Gmelin, Blumenbach en Spittler, tot Hofraden benoemd.
Den 21 Sept. overleed, te Lunenburg, in het 41ste Jaar zyns Ouderdoms, de Heer Protosyndikus, Alb. Jakob Kraut, een man van grote bekwaamheden en veel verdiensten: hy was een der Schryveren van de Brunswyks-Lunenburgsche Annalen; en heeft verscheidene Stukken, in 't Hanoversche Magazyn en audere Tydschriften, geleverd.
Ook stierf den 22 dier maand, de Heer Dr. Ernst G. Bose, Deken der Geneeskund. Faculteit en Hoogl. te Leypzig: gelyk mede, enige dagen te voren, de Heer Dokt. en Stads Geneesheer te Bauzen, G.C. Feller; de laatste, die zig door ettelyke kleine Geneesk. Schriften bekend gemaakt heeft, in het 32ste Jaar zyns Ouderdoms. | |||||||||||||||||||
Nederlanden.Brussel . Het Gouvernement heeft den Ingezetenen van de Provincie Limburg vergund, om Lessen in de Wysbegeerte, by de Professoren te Luxemburg, te nemen, zullende de Studenten van daar, op een gunstig getuigenis van dezen, tot de hogere Faculteiten, te Brussel, toegelaten worden.
's Gravenhage. Het Genootschap , tot verdeediging van den Christlijken Godsdienst tegen deszelfs hedendaegsche Bestrijders, opgericht in 's Graevenhaege , heeft deszelfs Algemeene Vergadering gehouden, op Donderdag den 2. October 1788. In deeze Vergadering, welke vereerd werdt met de hooge tegenwoordigheid van Zyne Doorl. Hoogheid, den Heere Prinse Erfstadhouder , heeft de Heer J.W. te Water , Professor der H. Godgeleerdbeid en Kerkelijke Geschiedenis aen 's Lands Hooge School, en Predikant der Gemeente, te Leiden , eene Redenvoering gedaen, behelzende aenmerkingen ‘over de wijze der bevestiging en verdediging van den Christelijken Godsdienst, zoo verre die verschillen moeten, naer maete de wijze, waer op de Waerheden van denzelven bestreden worden, verschilt van die der vorige tijden;’ en vervolgens verslag gedaen van de voornaemste verrichtingen des Genootschaps, sedert de vorige Algemeene Vergadering. Nae het eindigen deezer Redenvoering is de plegtige uitspraek geschied over de ingekomen Andwoorden op de eerste Prijsvraeg, uitgeschreven in 't Jaer 1786. In hoe verre zijn de aenvallen der hedendaegsche Bestrijderen van de gewichtige Waerheden, en in 't bijzonder van de Verborgenheden van den Christelijken Godsdienst, dezelvde met die der vorige, en in hoe verre verschillen zij daer van? en is de Eerprijs van een Gouden Medaille of honderd Dukaeten toegewezen aen den Schrijver der Verhandeling, welke ten Spreuke hadt: Accipe nunc Danaûm insidias & crimine ab une Disce omnes. Virg . welker Schrijver bij opening van 't Billet bleek te zijn: de Heer Theophilus Caelestinus Piper , S.S. Theologiae in Academia Gryphiswaldensis Doctor & Professor, & ad oedem St. Jacobi Pastor. Op het eerste Voorstel, in 't verleden Jaer opgegeeven, om voor den eersten April deezes Jaers te worden beandwoord, luidende: ‘Vermits de tegenwoordige Bestrijders van den Christlijken Godsdienst hunne gevoelens trachten te veraengenaemen, door het voorgeeven, dat zij de Leere van Jesus zoeken weder te brengen tot haere oorspronkelijke eenvoudigheid, gezuiverd van alle menschelijke bijvoegselen, zoo vordert het Genootschap eene duidelijke en volledige opgaeve van de Leere van Christus en de Apostelen, uit vergelijking van hunne eigene voorstellingen in de Schriften des N. Test. afgeleid:’ zijn geen voldoende Andwoorden ingekomen, waerom het Genootschap andermael een ijgelijken noodigt ter beandwoording van 't zelve Voorstel, voor den 1. September 1789. Op het tweede Voorstel: ‘Naerdien de Belijders van het Christendom, aen den verderfelijken invloed der verleiding blootgesteld, voornaemlijk in het leezen van Gods Woord hunne sterkte en beveiliging vinden kunnen, verlangt men eene Verhandeling, in welke het onderzoek der H. Schrift den Christenen, zoo voor zich zelven, als met hunne Huisgenooten, aengeprezen, en tevens getoond wordt, hoe hetzelve op de meeste gevoeglijke wijze, tot recht verstand en troost volle bevestiging der Waerheid, kan worden in 't werk gesteld:’ zijn mede | |||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||
geen voldoende Andwoorden ingekomen. Echter heeft het Genootschap twee Verhandelingen ontvangen, de een onder de Spreuk: Zie, zij hebben des Heeren woord verworpen; wat wijsheid zouden zij dan hebben? Jer. VIII: 9. en de andere met het Opschrift:
᾿Ορύσσοντες τὸν θηςαυρὸν τ̔ 'γνώσεως ἑυρήσομεν. Damascenus ; Waerin veele goede aenmerkingen over het leezen der H. Schrift gevonden worden, maer welker Schrijvers niet genoeg in 't oog gehouden hebben, dat het Genootschap eene Verhandeling vorderde, in welke het onderzoek der H. Schrift den Christenen, zoo voor zich zelven, als met hunne Huisgenooten, wordt aengeprezen, en tevens wordt aengetoond, hoe hetzelve op de meest gevoeglijke wijze tot recht verstand en troostvolle bevestiging der Waerheid kan worden in 't werk gesteld. Hierom noodigt het Genootschap een ijgelijken, ook de Schrijvers der genoemde Verhandelingen, nochmaels ter beandwoordinge van hetzelve voorstel, zoo, dat de twee gemelde bijzonderheden worden in 't oog gehouden, en verwagt de Andwoorden op het zelve voor den eersten April 1789, ten einde daer over in de Algemeene Vergadering van dat Jaer uitspraek te doen; gelijk ook dan geschieden zal over de Verhandelingen, welke ingekomen zijn ter beandwoording der Voorstellen en Vraegen, tegen den eersten September deezes Jaers uitgeschreven. Voorts noodigt het Genootschap, een ijgelijken, die daer toe lust en vermoogen heeft, om, voor den eersten September 1789, te beandwoorden de volgende Prijsvraegen en Voorstellen:
Men biedt den geenen, die eene deezer Vraegen of Voorstellen 't best, en aen het oogmerk meest voldoende, beandwoord hebben, een Gouden Medaille, op den stempel des Genootschaps, of vijftig Dukaeten, ter keure der Schrijveren, aen. Het Genootschap verzoekt, dat de Schrijvers hunne Andwoorden, leesbaer geschreven, en liefst in 't Latijn of Nederduitsch opgesteld, voor den bepaelden tijd, vragtvrij, gelieven te zenden aen D. Adrianus van Assendelft , Predikant te Leiden, Secretaris van het Genootschap. De Schrijvers moeten hunne Naemen niet bij de Verhandelingen stellen, maer dezelve met een Spreuk onderschrijven, en 'er bijvoegen een verzegeld Briefje, dezelfde Spreukten opschrifte hebbende, waer in de Naemen en Woonplaetsen der Schrijveren gemeld zijn. IJder, de Dirigeerende Leden alleen uitgezonderd, zal naer den Prijs moogen dingen, ook de Correspondeerende Leden, die echter verplicht zullen zijn hunne Verhandelingen, door eene andere hand geschreven, aen het Genootschap toe te zenden. De Prijzen zullen aen de Schrijveren der best gekeurde Verhandelingen worden uitgegeeven, onder voorwaerde, dat zij dezelve noch afzonderlijk, noch in eenig ander werk, zullen moogen uitgeeven, zonder bewilliging des Genootschaps. Het Genootschap behoudt aen zich het recht, om, naer goedvinden en ten algemeenen nutte, gebruik te maeken van alle de Andwoorden, en dezelve, schoon er de Prijs niet aen toegewezen is, geheel of ten deele gemeen te maeken, 't zij met bijvoeging der Zinspreuken, door de Schrijvers gebruikt, 't zij met uitdrukking van hunne Naemen, indien zij, daer toe verzogt wordende, dezelve gelieven te openbaeren. En, hoewel het Genootschap, in vorige Progammata, kundige liefhebbers en voorstanders van het Christendom, niet zonder vrucht, heeft uitgenoodigd, om door hunnen arbeid de belangen der Waerheid te helpen bevorderen, en daer van eerlang eenig bewijs zal geeven door eene of andere wel bewerkte Verhandeling, met de naemen van derzelver Schrijveren, in 't licht te geeven; vindt het zelve echter goed, tot meêr aenmoediging van alle buiten- en binnenlandsche Godgeleerden, die lust en bekwaemheid tot het opstellen van vereischte Verhandelingen hebben, om eene Zilveren Medaille, op den stempel van het Genootschap geschroefd, of eene Premie van tien Gouden Dukaeten, ter keuze der Schrijveren, uit te looven.
| |||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||
Welke Opstellen aen den Secretaris van het Genootschap vrachtvrij moeten gezonden worden, op dezelvde wijze, als ten opzigte der Prijsvraegen gemeld is, voor den eersten September 1789. Men verwacht, dat de Schrijvers zich zoo digt mogelijk zullen houden bij het bijzonder Plan en voornaem oogmerk van dit Genootschap, en deszelfs inrichting.
Haerlem . De zogenaamde Herftsdraden vlogen den 15 dezer lopende Maand October, te Amsterdam, in zo grote menigte door de lugt, dat men de Landen rondom die Stad, met dezelven, als met sneeuw bedekt zag, en de zou haar schynbeeld, daar in, als in het water te rug kaatste. By deze gelegenheid heeft de Heer C. Pereboom , Med. Dokt. aldaar, ontdekt, dat de Herfstdraden, welken men tot dus verre, in 't algemeen, als een verhuizing van Spinnen hield, aan Torren moeten worden toegeschreven. Opgemelde Geneesheer bezit thans een Tor, met derzelver Herfstdraad, levendig en werkende, om die nog te vergroten. Deze Tor heeft op den rug een Blaas, waar uit, ter wederzyden, na agteren, twee Draden voortkomen, die over het agter einde van den rug heen lopen, en in enen dubbelen Draad eindigen, zomtyds ter lengte van 10 of meer Ellen. Dag en nagt is de Tor aan haar werk bezig. Gevangen wordende, was zy verzeld van 4 Vliegen, waar van slegts een nog levend overig is, die allen insgelyks een Blaas op den rug hebben, en door den Heer Peereboom, als gedaante verwisselingen der Torren beschouwd worden. De Eyeren en Vliegen meend hy, op andere Herfstdraden, gevonden te hebben.
Derde Vervolg der PRYSVRAGEN, vastgesteld by de Algemene Vergaderinge des Oeconomischen Taks , van de Hollandsche Maatschappye der Wetenschappen, gehouden in 1787 en 1788. | |||||||||||||||||||
Handwerken en fabrieken.Aan den genen, die de beste manier zal aanwyzen, om ons Inlandsch Plateelbakkers Goed zodanig te maken, dat het Verglaasd daar op vaster hegte, en in het gebruik blyke niet aan het afschilferen onderhevig te zyn, het zy zulks gevonden worde in het maken van een Verglaassel, of wel in ene specie van Aarde, daar het Verglaas der Plateelbakkers vaster op hegte; ene Praemie van 100 Ducaten. Het Bericht, de Monsters en Getuigschriften in te leveren voor of op ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zig uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den eersten, die een beter en voordeliger gebruik aanwyst, dan tot nog toe in ons Land plaats heeft, van ene der onderscheidene soorten van Inlandsche Wolle in de Manufacturen, en het zelve met voldoende Proeven aantoont; ene Praemie van 50 Ducaten, voor of op den laatsten Sept. 1789. Deze Praemie strekt zich uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den genen, die in een Jaar tyds binnen deze Republiek Ruw Linnen, breed een en 5 agtste Ellen, zal hebben gefabriceerd, egaal in deugd en prys aan het Flaamsche Linnen, het welk tot ligte Zeilen voor Scheppen by ons gebruikt word; voor elk stuk, ten minsten 80 Ellen lang, 4 Gulden. Aan die de meeste Stukken gefabriceerd zal hebben, of onder zyn opzicht zal hebben doen fabriceren, ten minsten 200 Stukken, 50 Ducaten boven dien. De Getuigschriften en Monsters in te leveren voor of op ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zich uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den genen, die 50 Stukken Linnen, ieder ten minsten 100 Ellen lang, egaal in prys en deugd aan het Osnabrugsche, voor Kleding van Slaven in de West-Indiën dienende, ten platten Lande, of in de Steden van de Republiek, laat Weeven, 50 Ducaten; en voor elk der 6 eerst volgenden Jaren, dat zodanige Fabriek word aangehouden, 25 Ducaten. De Bewyzen te vertonen voor of op ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zich uit tot ult Sept. 1791.
Aan den genen, die binnen de Republiek zal fabriceeren enige Baayen, egaal in prys en deugd aan de beste Buitenlandsche, en daar van de beste Monsters levert, mits zich verbindende, van die zelve Manufacturen 100 Stukken, van gewone breedte en lengte, te leveren binnen 't Jaar na het vertoonde Monster; voor ieder soort 50 Ducaten: de 4 volgende Jaren insgelyks 50 Ducaten, ten zy vallen in de Termen van de vorige Prysvrage van de Handwerken, als wanneer die beloning zal kunnen verkiezen. De Bewyzen en Monsters in te leveren voor of op ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zich uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den genen, die binnen de Republiek de beste Saayen en Flenellen fabriceert, welke gedrukt en veel tot Mans Japonnen gebruikt worden, egaal in deugd en prys aan de beste Schotsche; een Praemie van 50 Ducaten; mits aannemende daar van 50 Stukken voor het eerste Jaar te leveren, en daar mede continuerende, zal dezelve nog genieten, geduurende de 6 eerstvolgende Jaren, voor ieder Jaar 10 Ducaten. De Monsters en Getuigschriften in te leveren voor of op ultimo Sept. 1789. En strekt zich uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den genen, die ene voldoende Stoffagie, tot nog toe voor de Hoede-Fabrieken niet bekend of in gebruik, aanwyst, en waar van ene genoegzame Quantiteit te bekomen is, en het zelve met Proeven staaft, of het beste Middel aan de hand geeft, om de tegenwoordig in gebruik zynde Stoffagie zo te verbeteren, dat de Hoeden zo goed als thans of beter koop kunnen gemaakt worden; 30 Ducaten of meer, naar mate van het gewigt der ontdekking. De Proeven en Getuigschriften in te leveren voor ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zig uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den genen, die zal aantonen een Fabriek te oeffenen van een of meer soorten van Yzerwerk, met den Handhamer gewerkt, dat anders van buiten word ingevoerd, en daar mede een geheel Jaar door, ten minsten aan 6 Knegts werk gegeven te hebben, een Praemie van 20 Ducaten, aan 12 Knegts 40 Ducaten, aan 20 Knegts 60 Ducaten, en aan 30 Knegts 100 Ducaten. De Berichten en Getuigschriften in te leveren voor of op ultimo Sept. 1789. Deze Praemie strekt zig uit tot ult. Sept. 1791. | |||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||
Aan den genen, die binnen deze Republiek het Hoorn fabriceert, in dunte, wit en doorschynendheid, mitsgaders in grootte en prys, egaal aan het beste Buitenlandsche, mits zig verbindende om, des gerequireerd, binnen het Jaar na vertoning van het Monster, daar van 1000 Stukken ten zelfden pryze te leveren; een Praemie van 50 Ducaten; en gedurende de tien eerstvolgende Jaren, dat hy dezelve Fabriek op gelyke wyze continueert, voor elk Jaar 10 Ducaten. De Getuigschriften en een Monster van ten minsten 12 Stukken, in te leveren voor of op ultimo Sept. 1789 en strekt zig uit tot ult. Sept 1791.
Aan den genen, welke met genomene Proeven het beste en voldoende zal aantonen, op welke wyze het Inlandsch Vlas, door ene tot hier toe onbekende behandeling, zodanig kan worden versynt, dat het zelve van meerder waarde, en in het gebruik aanmerkelyk verbeterd worde; een Praemie van 25 Ducaten. De Berichten en Getuigschriften in te leveren voor of op ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zig uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den Fabriekeur, die een Stuk Gevlamde Zyde Taf, binnen de Republiek geverwd en geweven, zo goed als die van Lions, zal vertoond hebben, en aanneemt, om van dezelve ten minsten 25 Stuks van dezelfde qualiteit in het eerste Jaar te leveren; een Praemie van 60 Ducaten en de Gouden Medaille. De vertoning van een Stuk en de Getuigschriften moeten ingeleverd worden voor of op ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zig uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den genen, welke uit Inlandsch Materiaal Viool- of andere Snaaren hier te Lande zal bereiden, welken de beste Vreemden in deugd naast by komen, mits voldoende bewyzen de, dat zy door hem zelve gemaakt zyn; de tweede Gouden Medaille, of 25 Ducaten. De Monsters en Getuigschriften in te leveren voor of op ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zig uit tot ul. Sept. 1791.
Aan zulk enen, die ene Fruit Drogery, even als in Frankryk gebruiklyk, binnen deze Republiek opricht, en daar van ten minsten jaarlyks 1000 Pond leveren kan; een Praemie van 25 Ducaten, of de tweede Gouden Medaille De nodige Berichten en Monsters in te leveren voor of op ult. Sept. 1789. Deze Praemie strekt zig uit tot ult. Sept. 1791.
Aan den genen, die, met daar toe dienende Bewyzen en Monsters, zal kunnen aantonen. Garene Kanten, van gelyke deugd en waarde als de Brabandsche, binnen deze Nederlanden te kunnen werken of doen werken, en daar van voor denzelfden Prys, waar voor de Brabandsche kunnen gekogt worden, aanneemt jaarlyks 1000 Ellen, ten minsten ter breedte van ⅓2 Ellen, te leveren; een Praemie van 50 Ducaten. De Monster en Getuigschiften in te leveren voor of op ult. Sept. 1789. En in cas van Mededinging zal de Praemie verdeeld worden. Deze Praemie strekt zig uit tot ult. Sept. 1791.
De Prysvraag, over de Inlandsche Winkels boven de 6000 Guldens, is by deze Vergadering tot het Jaar 1791 gecontinueerd.
(Het vervolg hier na.) | |||||||||||||||||||
Nieuw uitkomende boeken, akademische en andere schriften.Grootbritannien . Philosophical Transactions of the Royal Society of London, vol. LXXVIII. part. 1. for the year 1788. 4to. 218 pag. 2 plat. Price 8 s. - Dit Deel bevat in zich:
Art. 1. Of the methode of manifesting the Presence, and ascertaining the quality, of small quantities of natural or Artificial Electricity. Over de manieren om het aanwezen te ontdekken, en de hoedanigheid te bepalen van kleine hoeveelheden, zo van natuurlyke, als door konst gemaakte Elektriciteit, door T. Cavallo F.R.S. Na een Historiesch verhaal tot de Electrometers, den condensateur van Volta, en het werktuig ter verdubbeling der Elektriciteit, onlangs door Bennet opgegeven, betrekkelyk, gaat de Geleerde Schryver van dit eerste Stuk voort met zyne eigene proeven, die hy met het laatstgenoemde Werktuig genomen heeft, den beöeffenaren van dezen zeer voornamen tak der Natuurkunde medetedelen. Zy kunnen niet dan voor den zodanigen hoogst belangryk beschouwd worden. Ons bestek duld byna niet, dat wy van al dergelyke wydlopige Geschriften meêr, dan dat zy in 't ligt gebragt zyn, berichten; ware het anders, wy zouden gaarne enigen van dezelven onzen Nederduitschen Lezeren mededelen: zeker althans zouden wy de Beschryving van het Werktuig, dat den Heer Cavallo tot het doen van zyne proeven aanleiding gaf, en de veranderingen, die, door hem, daar in zyn gemaakt geworden, hier overnemen; daar (hoe wel men niet ontkennen kan, dat enig spoor van het zelve by vroegere Schryvers gevonden wordt) het zelve voor het meerder deel der Liefhebberen van dezen tak nog onbekend voorondersteld mag worden. Art. 2. The Croonian Lecture on Muscular Motion. Voorlezing over de beweging der Spieren, door George Fordyce, M.D.F.R.S. Wy mogen ons met den Doctor, aan wien de Koninglyke Maatschappye dit Stuk te danken heeft, beklagen, dat zo veel, als van tyd tot tyd over dit onderwerp geschreven is, nog dat niet heeft kunnen uitwerken, dat het zelve, ten minsten voor zulk ene Maatschappy, een onwaardig onderwerp geworden is. Des niettegenstaande is het, inzonderheid wanneer het zo behandeld wordt, als door den A. gedaan is, de aandagt daar van ten hoogste waardig. Hy maakt de bewegingen tweesoortig, en noemt dezelven oorsprongelyke, die zonder uitwendige aandryving of prikkeling veroorzaakt worden; en medegedeelde, die door werking van andere lighamen van buiten worden te wege gebragt: - en het gebruik, dat hy van deze onderscheiding maakt, kan men niet zeggen, of is verstandig, en daarom die verdeling zelve wel uitgedagt. De beweging der Spieren wil hy tot de eerste klasse van oorsprongelyke beweging gebragt hebben, en wyl hy derhalve daar toe zulke hulpmiddelen niet nodig heeft, beweert hy dat de Hypothesis van een aangenomen Zenuwvogt, de trilling der deeltjes, of de werking van ene naar Elektriciteit gelykende Stoffe, op loutere hersenschimmen neerkomt, die geheel door gene proeven of zekere bewyzen gebouwd zyn. - Alles geschied op ene wyze, die zekerlyk verdient, dat men dit Geschrift den Geleerde Lezer ter onderzoeking aanpryze. | |||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||
Art. 3. An Account of a mass of native Iron fount in North-America. Een Bericht van een klomp natuurlyk Yzer gevonden in Noord Amerika, door Don Michaël Rubin de Celis. De A. van dit Artykel wil dit product aan ene voor lang gebeurde Volcanische explosie hebben toegeschreven. Art. 4. Frigorific Experiments on the Mechanical Expansion of Air, explaining the cause of great Degree of Cold sommets of high mountains, the sudden condensation of aërial Vapor, and of the perpetual mutability of athmospheric Heat. Proeven over de werktuiglyke uitzetting van de Lucht, ter uitlegginge en verklaringe van de oorzaak dier groote graad van koude, welke men op de toppen van hoge Bergen waarneemt, van de schielyke verdikking der luchtachtige dampen, en van de gedurige veranderlykheid van de warmte in den dampkring, door Erasmus Darwin, M.D.F.R.S. Dit in de daad schone Stuk, behelst voornamelyk een nauwkeurig onderzoek, hoe ver, en onder wat omstandigheden, de zuiver mechanische uitzetting, of verdikking van de lucht, als een lighaam beschouwd, op deszelfs gematigdheid kan invloed hebben. Art. 5. Some observations on the Heat of Wells and Springs in the Island of Jamaica, on the Temperature of the Earth below the Surface in different Climates. Enige waarnemingen op de warmte van Bronnen en Fontynen op het Eiland Jamaica, en op de gematigdheid van de Aarde, onder den bovengrond in verschillende Climaten, door John Hunter, M.D.F.R.S. De opgave van een aantal wel ingerichte Proeven, op de temperatuur of gematigdheid der Bronnen en Fontynen in Jamaica, maakt het hoofdzakelyke van dit Stuk uit, welke inzonderheid aanmerking waardig is, om de gevolgen, welke de schrandere Schryver hier uit getrokken heeft, en die voornamelyk op deze beide, die hoogst nuttig zyn, nederkomen. Voor eerst: dat deze gematigdheid aan de gemiddelde jaarlykse hette van de plaats, daar de waarneming geschied, beantwoord: en ten anderen, dat de vooronderstelling van enige andere hette, die uit de geheele massa der Aarde zoude voortkomen, en welken men daarom de middelpunts-hette genoemd had, ongegrond en valsch is; wyl het klaarblyklyk is, dat, zo de gematigdheid van de inwendige delen der Aarde, in 't algemeen, door enige andere hette, als die der Zonne aangedaan wierde, dat de Fontynen hier de ware gemiddelde hette van 't Climaat niet zouden volgen; maar zeker veel heter zyn, dan men door gedane proefnemingen bevonden heeft. Moesten wy alleen de voortreffelykheid van dit Stuk in 't oog houden, wy zouden 'er breder van gewagen. Art. 6. A Table of the mean Heat of every month for Ten years in London, from 1763 to 1772 inclusively. Een Tafel in de middelbare hette van ieder maand, gedurende tien jaren, van 1763 tot 1772 ingesloten, gemaakt te London, door William Heberde, M.D.F.R.S. en A.S. De naam des waarnemers laat niet toe dat men de volkomene nauwkeurigheid van dezen Tafel enigzints in twyffel trekke. Art. 7. On Centripetal Forces. Over de middenpuntzoekende kragten, door Eduart Waring, M.D.F.R.S. Dit Geschrift schynt ingericht om over de reeds door Newton en andere gedane ontdekkingen, op die onderwerp ene meerdere duisterheid te verspreiden; niettegenstaande het zeker is, dat men hier omtrent nog wel ene meerdere verlichting nodig had. Art. 8. Experiments on local Heat. Proeven op de plaatselijke warmte, door James Six, Esq. Uit deze Proefnemingen blykt het, dat 'er dikwils by nacht ene grotere vermindering van hette digt by den grond plaats heeft, dan op ene meerdere hoogte in den dampkring, zo verre die onder het bereik der hier gedane Proeven gevallen is, zynde daar by de grootste graad van koude altoos het naast by de oppervlakte der Aarde waargenomen; ja zelfs dat dit in alle Jaarsaisoenen, onder bepaalde omstandigheden, als ene standvaste en geregelde werking der natuur mag worden aangenomen. Om dit verschil van graden, naar de meerdere of mindere hoogte, enigzints van belang te doen zyn, moet de lucht stil en volmaakt onbewolkt zyn, niet tegenstaande de vogtigste dampen, zo als de A. meent opgemerkt te hebben, gelyk de daauw en mist, niets doen om die verkoeling te verhinderen, maar veeleer mede werken om dezelve te vermeerderen. De waarneminge zelven, op dit onderwerp gedaan, zyn bevat in 8 of 9 Tafelen; en verdienen de aandagt van ieder, die zig op Meteorologische onderzoekingen toelegt. Art. 9. Observations on the Manner in which Glas is charged with the Electric fluid, and discharged. Waarnemingen op de manier, waar op 't Glas met Elektrike stof geladen en ontladen wordt, door Eduart Withaker Grag, M.D.F.R.S. Hoe zeer het onder de Beminnaren der Elektriciteit ene aangenomene grondwet zy, dat het Glas op de ene zyde van deszelfs oppervlakte gene de minste hoeveelheid van Elektrike stoffe kan aannemen, zo niet te gelyker tyd ene gelyke hoeveelheid van de tegen overgestelde zyde van het zelve afgaat; schynt echter de A. van deze waarnemingen daar aan te twyfelen, en stelt desaangaande een geheel overgesteld denkbeeld voor. Hy wil, namentlyk, dat de lading ener vles niet bestaan zoude in de ophoping der stoffe aan de ene zyde van dezelve, terwyl daar toe de andere zyde geheel van Electrike stof ontledigd word, zo dat die stoffe van daar, door middel van geleiders, met die zyde gemeenschap hebbende, van de Vles word weggevoerd: maar dat dezelve, zonder dit laatste, alleen door ene zekere verschikking, van kleine hoeveelheden dezer Elektrike stoffe, van de beiden zyden onderling, zouden veroorzaakt worden. - De ontlading wil hy op gelyke wyze in ene tegen overgestelde verschikking gezogt hebben; wyl 'er anders (zo als hy beweert) by de ontlading ener Vles, altoos een zeker ogenblik zyn moet, waar op de Vles zelve zonder enige Elektrike stof aan beiden de zyden wezen moet, en wyl anders de gehele lading ener Battery, op dit ogenblik in den conduktor, die tusschen de beiden zyde communicatie maakt, en die maar zeer klein behoeft te zyn, bevat moet wezen. Ons bestek duld niet hier meer te zeggen, de beoordeling van dit gevoelen, laten wy gaarne aan de Liefhebbers der Elektriciteitkunde over. Art. 10. Experiments on the cooling of Water below its freezing Point. Proeven op de verkoeling van 't Water, beneden deszelfs Vriespunt, door Karel Blagden, M.D. Sec. R.S. en F.A.S. De hier beschreven Proeven en daaruit ontleende gevolgen, welke derzelver A. eer aan doen, verdienen de aandagt van ieder Natuurkundigen, en zeker is 't, dat enige zwarigheden dit onderwerp drukkende, door denzelven zyn weggenomen en opgeklaard. Art. 11. Experiments and observations relating to the Principle of acidity, the composition of Water, and Phlogiston. Proeven en waarnemingen tot het zuurachtig beginzel, de zamenstelling van Water en Plogiston, betrekkelyk, door J. Priestley. | |||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||
Deze Proeven en waarnemingen voldoen aan het denkbeeld, dat men, derzelver Autheur kennende, van dezelven moet koesteren. Art. 12. Some observations on the Irritability of Vegetables. Enige Waarnemingen omtrent de irritabiliteit der Planten, door J.E. Smith, M.D.F.R.S. Deze Waarnemingen verdienen ten hoogste de aandagt der Kruidkundige niet alleen, maar van ieder, die het op een redelyk onderzoek aangaande de huishouding der georganizeerde of bewerktuigde wezens toelegt. Art. 13. An Account of Experiments made by Mr. John Mac Nab, relative to the freezing of nitrous and Vitriulic acids. Bericht van enige Proeven, door J. Mac Nab op de bevriezing van 't Salpeter en Vitriool zuur, door H. Cavendish. Een belangryk onderwerp, een bredere opgave, als wy hier doen kunnen, overwaardig.
Duitschland . Oeuvres posthumes de Frederik II. Roi de Prusse. Berlin, chez Vosset et Fils, et Decker et Fils, XV vol. gr. 8vo. 1788. met het Pourtrait des Konings, van den Hofschilder Frisch en den Heer Berger. Het zelfde Werk, in het Hoogduitsch vertaald, onder den Tytel: Hinzerlassene Schriften, Friederiks II. Konings von Preussen, kost in 't Fransch 18, en in 't Hoogd. 15 Ryksd. Geheel Europa heeft met het grootste verlangen deze nagelatene Schriften des overledenen Konings te gemoet gezien, en niemand kan twyffelen of zy zullen volkomen aan de algemene verwagting beantwoorden: hebbende zig de Vorstelyke Schryver, boven een Horatius zelfs, daar in een Gedenkteken AEre Perennius operigt. De 5 eerste Delen van het Werk houden Geschiedschriften in, welken een tydperk van 1740 tot 1778 bevatten. Frederik verzwygt in dezelven zo min zyne eigene misslagen, als die zyner Medevorsten, doet zelfs zynen Vyanden, op de edelaartigste wyze, regt, en beoordeeld dezen en derzelver Schriften zo onzydig als verstandig. Buiten ene getrouwe opgave van Gebeurtenissen, welke reeds algemeen bekend zyn, vind men hier ook nog de geheime Onderhandelingen der Kabinetten, in de verscheidene tydsperken, ten volle ontwikkeld. De verdeling van Polen in 't byzonder, word hier, met alle de beweegredenen, en aanleidene oorzaken, in het klaarste ligt gesteld. Behalven de Historische, vervat deze Verzameling ook nog afzonderlyke Verhandelingen, deels van enen Staatkundigen, deels van Wysgerigen inhoud, die ongemeen belangryk zyn. Hier op volgen de Gedichten, zo ernstige als schertsende. De eersten zyn ongelyk ryker van gedagten, dan de voorheen gedrukte Poesies diverses: terwyl de laatste blyken opleveren van dat bevallig en treffend vernuft, 't geen den Koning even zeer als zyne overige uitstekende Talenten kenschetste. Eindelyk volgd 's Konings Briefwisseling. Men vind hier dikwyls zyne geheimste aandoeningen geuit: gelyk by voorb. in de Brieven aan den Marquis d'Argens, gedurende den 7 jarigen Oorlog, waar onder verscheidene, die een gevoelig hart niet zonder tranen lezen kan. Zelfs de Brieven van later tyd, waar van de jongste van 21 May 1786 is, gaan niet enkel over Letterkundige, maar ook over Wysgerige onderwerpen, waar omtrent de Koning even onbewimpeld zyn gevoelen uitdrukt, als of hy dagt onder vier ogen zig te bevinden. De Brieven der Heren Jordan, d'Argens, d'Alembert, zyn grotendeels Meesterstukken, en verdienen, schoon ook niet aan enen Koning gerigt, als de fraayste Modellen van goede Brieven beschouwd te worden. Nederlanden . Oden en Gedichten van Mr. J.P. Kleyn, en Vrouwe A Kleyn, geb. Ockerse, gecomponeerd voor de Zang en het Clavier of Fluit, Viool en Bas, door C.F. Ruppe te Leiden, by A. en J. Honkoop, 1788. Pharmacopaeia Collegii Regalis, Medicorum Londinensis, editie Nova. Lugduni Batavorum, apud A. en J. Honkoop. Uitlegkundig en Godgeleerd Magazyn van Dirk Cornelis van Voorst, Predikant te Hien en Dodewaerd, 1e Stuk, te Leyden, by A. en J. Honkoop. Geschiedenis van alle Volken, door A.J. Roustan, Predikant te Londen. 4e. 5e. en 6e. Deel, te Amst. by Holtrop. De School voor de Vaders, Blyspel, in 5 bedryven, uit het Fransch van den Weere Pieyra, Lid van de Koninglyke Academie te Nimes, te Amsterdam, by W. Holtrop. Geloofsbelydenis van zyn Koninglyke Hoogheid Prins Frederik Willem, Kroonprins van Pruissen, benevens de aanspraken en de Leerreden, by deze gelegenheid gedaan. Op hoog gunstig bevel in 't licht gegeven, door Fr. Sam. Godsr. Sack, Koninglyken Hofprediker, Opper Consistoriaal en Kerkenraad, uit het Hoogduitsch vertaald, in 's Gravenhage, by J. du Mee, 1788. Wysgerige Verhandelingen, Brieven en Gesprekken, van Mozes Mendelszoon, uit het Hoogduitsch vertaald, en met aantekeningen, en het leven van den Auteur, verrykt, door G. Brender a Brandis, 2e; Deel, met het Pourtrait van den Auteur, te Leiden, by P. Pluigers. P. Vaa, Christelyk Kinderschool en Huisoeffeningen, vierde druk, te Leyden, by David du Mortier en Zoon. Gemengde Dichtproeven van enige Letterlievende Vrienden te Dordrecht, by A. Blussé en Zoon. Adeline of aangetekende Byzonderheden ener jonge Juffer op hare driejarige Reize, door Frankryk, door haar zelve beschreven, 1ste Deel. Maria of het bekoorlyke der Deugd, en de schadelyke gevolgen der Ondeugd, met platen, geen Roman, te Amsterdam, by J. Kok. Tafel, aanwyzende den Vervaltyd der Wisselbrieven, dewelke op een zeker getal van dagen of weken getrokken of geaccepteerd zyn, te Amsterdam, by J. Kok, 1787. | |||||||||||||||||||
Toneel- en ander konstvermaak
| |||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||
Narigten en byzonderheden, tot den handel en scheepvaart, land en veebouw, als mede de huishoudkunde, handwerken en fabrieken, betrekkelyk.De 58 Schepen, dit Jaar voor Holland, naar Groenland, ter Walvischvangst geweest zynde, kwamen allen behouden te rug, en hebben gevangen 167 Visschen 2944 Vaten Spek. - Van de 11 Hollandsche Schepen, die naar Straat Davids geweest zyn, is 'er een voor Amsterdamsche Redery verongelukt. - Dezen hebben gevangen 21 Visschen 903 Vaten Spek. - De Walvischvangst is dus voor de Reders hier ten Lande, over 't geheel, slegt geweest, en op verre na geenzins toereikende ter goedmaking van de kosten der uitrusting. Het verlies zou zelfs, voor verre het grootste deel der daar by belang hebbende, aanmerkelyk wezen: zo niet de Praemie van den Staat daar aan, op ene gepaste wyze, te gemoet kwame. De Engelschen, die een ongelyk groter aantal Schepen, zo naar de ene als andere Vischplaats gezonden hadden, zyn, naar evenredigheid, gelukkiger geslaagd. Door 34 Schepen van Hamburg, die dit Jaar ten Walvisch- en Robbenvangst uitgerust waren, zyn gevangen 40 ¾ Visschen, 821 Vaten en 1217 Vaten Robbenspek, en door 9 van Altona, 16 Visschen, 272 Vaten, en 648 Vaten Robbenspek.
De Regering van Madrid, heeft den uitvoer van Vreemde Lakens, naar de Spaansche Bezittingen in Amerika, verboden.
De Keurvorst van Saxen heeft tot meer aanmoediging van Nationale Industrie, van Handwerken en Koophandel, 58 onderscheidene Praemien uitgeloofd, waar van de hoogste 200 Ryksd. beloopt: en hier van het noodig berigt, by openlyk aangeplakte Biljetten, alom in zyn Keurvorstendom doen verspreiden. | |||||||||||||||||||
Geboorte- trouw- en sterflysten.Het getal der Doden, gedurende de laatstverlopene week, is geweest: te Amsterdam 196: in 's Hage 16; en te Haarlem 12, onder welken laatsten 7 beneden de 12 jaren.
Onlangs overleed te Romaldkirk, een klein Dorp in het Noorden van Yorkshire, zekere Mary Wilkinson, in den Ouderdom van 109 Jaren: hebbende dus onder de Regering van 4 Koningen geleefd: op haar 90ste Jaar, was zy nog zo sterk, dat zy van haar Woonplaats naar Londen, zynde een afstand van 290 mylen, in 5 dagen en weinige uren, te voet, wandelde. | |||||||||||||||||||
Openbare verkopingen van boekeryen en konstverzamelingen.De Heer Dokt. A. Houttuyn, te Amsterdam, is van oogmerk, in 't voorste des volgende Jaars, of eerder, aldaar in publique Veylinge te Verkoopen: Het Restant zyner uitmuntende Collectie Naturalien van allerlei soort, namelyk: Oost en West-indische Gedierten en Planten, in Flessen, Uit en Inlandsche Capellen, en andere Insecten, Hoorens, Schulpen en Zeegewassen; Japansche, Javaansche, Ceylonsche, Kaapsche Herbariussen, met vele nog onbekende Plantgewassen, ene menigte Uitheemsche Zaden en Vrugten; veelerlei Houten, Petrefakten of versteende Zaken, Jaspissen, Achaten, Edele Stenen, Krystallen en Mineralen, benevens enige Rariteiten, Mathematische, Physische en Chemische Instrumenten, Kaarten, Prenten, &c. alles volgens Catalogus, die daar van in tyds zal uitgegeven worden; zynde inmiddels deze Collectie geheel of gedeeltelyk uit de Hand te koop.
Luzac en van Damme, Boekverkopers te Leyden, zullen op den 17 en 18 November aanstaande (en niet in de Maand October, zo als op de Catalogus gesteld is) Verkopen: De uitmuntende Verzameling van Physische, Mathematische en Werktuiglyke Instrumenten , Nagelaten door wylen den Hooggel. en vermaarden Heere J.N.S. Allamand , Philos. Doct. en A.L.M. Hoogleeraar in de Wiskunde, de Wysbegeerte en Proefnemende Natuurkunde, op 's Lands Universiteit te Leiden, Lid van meest alle de In- en Uitlandsche Maatschappyen en Geleerde Genootschappen. Het voornaamste Gedeelte van deze Verzameling bestaat uit de Werktuigen, door de beroemde 's Gravesande en Musschenbroek, beschreven en afgebeeld, met vele nieuwe uitgevondenen van andere Geleerde Mannen. Byzonder munten uit verscheiden Modellen van Wind- en Watermolens, Heiwerken, enz. Voorts enige Prisma's van Yslandsche en andere Chrystallen, verscheidene byzondere Stukken van Konst Magneten, van allerleie grootte; insgelyks Natuurlyke Magneten, waar onder een uitmunt van ongemene grootte, trekkende, als dezelve wel gevoed word tot 100 Ponden, Rhynl. Gewigt, zynde zeer wel geconserveerd.
Op Woensdag den 29 October 1788, zal, ten Huize van Will Vermandel, in de Gasthuismolensteeg, te Amsterdam, verkogt worden, ene zeer pretieuse Verzameling van Prenten en Portraiten, betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, waar onder die extra raar zyn: allen door de voornaamste Nederlandsche Meesters, uitmuntend van Druk en Conditie, liggende in Konstboeken met maroquine banden: vervolgens Prenten en Portraiten , door Fransche, Engelsche en Nederlandsche Meesters, als: Juff. Kauffman, Bombury, West, Knigt, Vernet, Wouwerman, C. de Visscher, enz. en daar onder verscheiden in de manier van Tekening: laatstelyk een Atlas van Amsterdam , en enige losse Prentwerken: breder by Catalogus, die by bovengemelden te bekomen is.
Te Haarlem by A. Loosjes. |
|