Algemene konst- en letterbode. Jaargang 1
(1788)– [tijdschrift] Algemeene Konst- en Letterbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
Berigten.
| |
Groot-Brittannien.Men heeft hier onlangs ene menigte Handschriften, in de Iersche tale, ontdekt, die volkomen zuiver bewaard zyn. Twee grote Koffers, daar mede gevuld, zyn naar de Universiteit te Oxford gezonden, om al 't geen daar in van enig nut of aanbelang zal geoordeeld worden, te vertalen. De Collonel Vallancey, een beroemd Oudheidkundige en zeer bedreven in de Iersche tale, heeft dezelve reeds nagezien: hebbende, behalven verscheidene andere belangryke papieren, onder dezelve ook een keurig Afschrift gevonden van het Codex der Brêhonsche Wetten, welken, gedurende ettelyke eeuwen, voor den tyd van Hendrik II. by de leren in kragt waren. De Koningl. Iersche Akademie laat 'er zig aan gelegen leggen, om ene nauwkeurige Vertaling van dit Codex, onder hare verzamelingen te krygen, en bediend zig daar toe van een kundig man, die thans met allen yver aan deze overzetting arbeid: zullende dezelve, voltooid zynde, op kosten der Akademie terstond gedrukt worden.
Op het Oost Ind. Huis, te Londen, is, dezer dagen het Standbeeld geplaatst van den Heer Eyre Coote. Het zelve pronkt in ene Nis, op denzelfden Rey, waar in de Beeldtenissen van Lord Clive, Admiraal Pocock en den Generaal Lawrence staan. De kleding van dit Standbeeld is in den hedendaagschen smaak, en men ziet het zelve met de Riddertekens van het Bath omhangen. Van Madras heeft men, dat ettelyke Heren onzer Volkplanting, aldaar, een Genootschap hebben opgeregt ter bevordering van wysgerige nasporingen. In 't byzonder hebben zy ten oogmerk, om de misslagen, die 'er in de Aardryksbeschryving van het zuidelyk Halfrond begaan zyn, zo veel mogelyk te verbeteren; | |
[pagina 90]
| |
wyders zullen zy zig toeleggen om ene naauwkeurige opgave te doen van de natuur van den grond, nevens de voortbrengzels dier Eilanden, welken zo aan den Zeekant als in de Straat van Malakka gelegen zyn, het getal der Inwoneren, derzelver Zeden en gebruiken &c. zullende zy, van tyd tot tyd, den uitslag hunner nasporingen openlyk gemeen maken. | |
Duitschland en Naburige Ryken.Den 4 Augustus dezes jaars, is te Giessen, in het 67 jaar zynes Ouderdoms, overleden de Heer Dokt. Johann Wilhelm Baumer, Hessendarmsche Bergraad, en eerste Hoogleeraar in de Geneeskunde, aldaar.
De Koningl. Societeit der Wetenschappen , te Göttingen, heeft, in hare Vergadering van 12 July laatstl. den prys, op de gedane Vrage: Is het raadzaam, by ene aanmerkelyke duurte van het Koren, het Jenever stoken te verbieden? aan ene der ingekomene Verhandelingen toegewezen, welke ten Zinspreuke voerde: Idem ratio, quod experientia docet: en waar van, by 't openen van 't Billet de Schryver gebleken is te zyn, de Heer Joh. Chr. Gundelach, Raad en Regerings Secretaris, te Kassel. Voorts zyn, by dezelve, behalven de reeds te voren opgegeven en nog niet beantwoorde voorstellen, de 2 volgende Prysvragen vastgesteld, te weten: tegen July 1789. ‘Is het voordeliger, het Bier, door by de Regering aangestelde bedienden, in openbare Brouweryen, volgens ene bepaalde manier, of door afzonderlyke Burgers, in derzelver Huizen, te laten Brouwen, gelyk het Broodbakken aan de Bakkers gelaten word?’ en tegen November 1789. ‘Welk voor- of nadeel is 'er van het invoeren des Wisselregts te wagten, voor enen Staat, die nog geen drukken Buitenlandschen Handel, en ook slegts weinige Fabrieken en Handwerken, heeft?’ De Prys is van 12 Dukaten, voor het beste antwoord op elk voorstel, en de Verhandelingen moeten uitterlyk een maand voor de bovengemelde Tydsbepaling ingezonden worden. | |
Nederlanden.Rotterdam . De Wel Ed. Hooggeleerd. Heer Johannes Adam Nodell, onlangs, door de Wel Ed. Achtb. Heren Curatoren der Erasmiaansche Scholen alhier, tot Rektor derzelve beroepen, en vervolgens door de Ed. Groot Achtb. Vroedschap dezer Stad, tot Professor Honorarius Historiarum, Eloquentiae et Poësios aangesteld zynde, heeft, by gelegenheid der gewone halfjarige Promotie der Latynsche Schooljeugd, den 8sten dezer lopende maand Sept. deze beiden waardigheden, met het uitspreken van ene Latynsche Elegia, ter aanpryzing van de beöeffening der fraaye Letteren, aanvaard.
Alhier is, dezer dagen, in het 86ste jaar zyns Ouderdoms, overleden, de Wel Ed. Heer Pieter van Swieten, Med. Dokt. Direkteur en twede Secretaris van het Bataafsch Genootschap der Proeföndervindelyke Wysbegeerte, te Rotterdam.
Bodegraven . Donderdag laastl. den 11 dezer Maand, wierd, des Namiddags, door den Schoolm. Aldert Boezel, in het School alhier, in tegenwoordigheid van de Leden der Maatschappy Tot Nut van 't algemeen, Departement Bodegraven, en van andere liefdadige Menschenvrienden en Vriendinnen, voor de eerste maal Examen gehouden, omtrent de vorderingen van de Kinderen der minvermogenden, welken uit een byzonder Fonds van dat Departement onderwezen worden. Zynde by die gelegenheid aan de leerzame Jeugd prysjes uitgedeelt, bestaande meest uit Boekjes, door de Maatschappy Tot Nut van 't algemeen, uitgegeven. Gelyk ook aan den Meester, ter verdere aanmoediging, een Boekgeschenk gedaan wierd. Aan den besten Schryver, Lezer en Speller, wierden de Pryzen, door den Wel Eerw. Heer A. Langebeek, met gepaste Vaersjes, overgeven, als ook aan den Meester: die, nevens een veelbelovend Jongeling, de Vergadering met een strelend Vaersje bedankte. - De plechtigheid wierd door den Wel Eerw. Heer Langebeek met een gepaste Aanspraak, behelzende ene Beschouwing van de waarde der Kinderen &c. geopend. en vervolgens besloten met Lof en dankzegging aan de tegenwoordig zynde Donateurs en Donatrices, met uitnodiging ter verdere edelmoedige ondersteuning van het heilryk doel des Departements. | |
Iets over de Arundelsche Marmerstenen, of de Kronyk van Paros, (getrokken uit ene Verhandeling over derzelver Egtheid, gedurende dezen jare 1788, te Londen, in 8vo. uitgekomen.)Bekend is de ophef, dien men zo lang gemaakt heeft van de Kronyk van Paros, of de vermaarde Marmerstenen, welke de Grave van Arundel liet opkopen en vervolgens naar Engeland voeren, waar dezelven als een schat der oude Tydrekening, aan de Universiteit te Oxford, gebragt en zedert bewaard wierden: daar de dagtekening dier Kronyk overeenkomt met het 21ste Jaar der Regeringe van Ptolomeus Philadelphus, en dus niet ene Eeuwe, waar in de Letterkunde en Wysbegeerte, in Egypte, wel het meest schitterde. - Ondertusschen heeft men meermalen doen opmerken, dat de verhalen, daar by voorkomende, niet wel kunnen over een gebragt worden met de egtste bescheiden der Geschiedenis. De Ouden hebben 'er nimmer gewag van gemaakt: gelyk ook de Ridder J. Newton en an- | |
[pagina 91]
| |
dere Tydrekenkundigen zig, in genen gevalle, daar van bedienden. De Schryver der Verhandeling, egter, bovengem. bepaald zig niet enkel, met in navolging van vele beroemde Mannen, het gezag of de geloofwaardigheid van dit vermeend stuk den hoge Aloudheid in twyffel te trekken: hy gaat een stap verder, en is de eerste, die het wagen durst om de egtheid der Kronyk te betwisten, en ronduit te beweren, dat zy een verdigt stuk is der laastverlopen Eeuwe. Ziet hier de voorname redenen, waar op die Schryver zyn gevoelen grond, en die, zo al niet voldingende geoordeeld, ten minste der opmerking en enig verder onderzoek van alle beminnaren der Letterkundige Oudheid waardig schynen. 1. Word beweerd, dat de Letters dier Kronyk, gene zekere en ontwyffelbare kenmerken van Oudheid hebben: de Π en de Σ alleen uitgezonderd, welker gedaante ene opzettelyke Konstenary aanwyzen: gelyk trouwens de Oudheid van enig opschrift altyd bezwaarlyk zou kunnen bewezen worden door de enkele gedaante der Letteren, daar toch het oudste schrift even gemakkelyk nagebootst kan worden, als dat van een Hedendaagsch Alphabeth. Wel is waar, dat 'er verscheidene versletene uitdrukkingen in deze Kronyk voorkomen, dan deze leveren veel eer kenmerken op van bedrog dan van Oudheid: overmits Ptolomeus Philadelphus geenzins in ene onbeschaafde, maar in ene Eeuw leefde, waar in de Grieksche taal, het zuiverst en vloeyendst gesproken en geschreven wierd. 2. Ene andere reden, door den Schryver bygebragt, is, dat de Grieksche en Romeinsche Schryvers, lang na de dagtekening van dit Stuk, algemeen klagen over gebrek aan Tydrekenkundige berigten der Geschiedenis van Oud Griekenland. 3. Het stilzwygen der Ouden omtrent de Kronyk van Paros, leverd, een derde en zeer sterk bewys op tegen hare Egtheid. Waarom zouden Diodorus van Sicilien, Plutarchus, Gellius, Lucianus en anderen Schryvers, niet zo wel gewag gemaakt hebben van deze Kronyk als van die van Apollodorus, welke laatste 120 jaren na de dagtekening der eerste wierd opgesteld, indien deze met 'er daad voor handen geweest ware, in hunnen leeftyd? Te meer, daar de daarby voorkomende verhalen zonderling genoeg zyn, om de algemene aandagt tot zig te trekken, en zy dus ongetwyffeld aangehaald zou zyn ge worden, door latere Schryvers. Ondertusschen vind men by genen der oude Dichters, Geschiedboekers of andere Schryvers iets, welk de minste overeenkomst heeft met de Kronyk van Paros. 4. Integendeel schynen deze en gene verhalen, daarin vermeld, niet onduidelyk getrokken te zyn uit latere schryvers: waar van de Schryver der Verhandeling, als een vierde reden tegen hare Egtheid opleverende, enige voorbeelden bybrengt, die zekerlyk vry sterk in 't oog lopen, en waar uit hy, met grond meend te kunnen besluiten, dat deze Arundelsche Marmertafels het gewrogt van veel later tyd zyn, dan derzelver dagtekening aanwyst: gelyk hy ook opmerkt, dat derzelver Geschiedenis, over 't geheel, vry duister en slegts weinig vol doende is. Ten slotte geeft de Schryver zyne gissingen op omtrent den waren tyd, waarop deze Kronyk verdicht is: die, naar zyn inzien, moet gebragt worden tot op de 16de of het begin der 17de Eeuw: als ongemeen vruchtbaar geweest zynde, in het voor den dag brengen van zulke Tydrekenkundige en andere Schriften, waar uit deze Kronyk van Paros, gemakkelyk, konde zamengeflansd worden. ‘De gretigheid,’ zegt hy, ‘waar mede men alle de overblyfzels der Oudheid byeenzamelde, en de dure prys, waar voor men dezelve inkogt, waren beweegredenen genoeg, voor luiden, die meer gouddorst dan opregtheid bezaten, of zig in behoeftige omstandigheden bevonden, om hunne zamenraapzels op Marmer te graveren, en dezelve naar Smirna te zenden, als een bekwame Stapelplaats voor soortgelyke zeldzaamheden.’ | |
Nieuw uitkomende boeken, akademische en andere schriften.Italien. Risposita del Doctor &c. Antwoord van Dokt. Filip de Carolis, van Ravenna, aan Dokt. J. And. Piccioni, over de Vraag: Of de Teringziekte besmettelyk zy dan niet, &c. Romen, by P. Salvioni, 1788. 8vo. [De Heer Carolis, die reeds in den jare 1777, en in het begin zyner Praktyk, dezen Brief schreef, beantwoord de Vraag op ene ontkennende wyze, en staaft dit zyn gevoelen met redenen, die op de volmaakste Theorie steunen. Sedert hebben de Heeren Cechi en Castellani, in Italien, en Portal, in Frankryk, dit voetspoor gevolgd, en hun best gedaan om den schrik van 't gemeen te bedaren, voor de besmetting der Tering. Efemeride Litt. di Roma.]
Grootbrittannien . The History of the lives &c. Levens Geschiedenis van Abeillard en Eloiza: bevattende een tydperk van 84 jaren, van 1079 tot 1163, nevens derzelver echte Brieven uit de Verzameling van Amboise, 2de druk, door den Wel Eerw. Heer Joseph Berington, in 4to. te Londen, by Robindson, 1788 prys 1 L 1 f. [Twe Karakters van de schennis te zuiveren, waar mede dezelve, door de Geschiedschryvers en Dichters, zo zeer beklad zyn, schynt het voornaam doel des Autheurs. Hy bepaald zig egter niet slegts hier toe, maar verder dan een Oordeelkundige Levensbeschryver gaande, voerd hy de pen van algemeen Geschigt-boeker, in het schetzen van deze en gene voorname Gebeurtennisen, de Staatkunde en Godsdienst betreffende, welke het tydgewrigt onderscheiden, waar in zyne Karakters zig opdeden. De Schryvers der Monthly Review spreken met lof van dit Werk.]
Frankryk . M.N. Fr. Raugnon, Considerationes Pathologico-Semeisticae, 2de en laatste Deel, in 4to. 442 bladz. Besancon, 1788. De voortreffelykheid van dit Werk (zo als zy, die het eerste Deel bekend is, erkennen zullen) eischt dat wy van dit 2de Deel onzen Lezers enig breedvoerïg verslag mededelen. - Het zelve bestaat uit Negen Hoofdstukken, die uit verschillende §§. en onverdeelde Artikelen zyn zamengesteld: in welker eerste de oordeelkundige Schryyer over de Ademhaling handeld, en de aandoeningen, welke van die werking afhangen. In het 4de Hoofdstuk, waarin over de inhalatie of opslorping gesproken wordt, handeld de A. met een kort woord over het gene tot het Dierlyk magnetismus, 't geen, na zo veel tyds der vergetelheid overgelaaten geweest te zyn, door Mesmer weder op 't tapyt gebragt, in onze dagen zo veel ophefs maakte, betrekking heeft, gelyk ook over 't geleerde onderzoek, dat de Heer Thouret daar op gedaan heeft. By deze gelegenheid, dat over de opslorping, welke door de kleine daartoe in ons ligchaam geschikte vaatjes, geduurig, zo uit de inwendige holligheden onzes ligchaams, als op des- | |
[pagina 92]
| |
zelfs gehele uitwendige oppervlakte, en daar in te wege gebragte wonden en tegennatuurlyke vaneenwykingen der vaste deelen, plaats heeft, word gesproken; houdt de Schryver zich ook bezig met de verschillende Miasmata of Smetstoffen, welke langs die wegen in 't lighaam worde opgenomen, en met de uitwerkzelen, die zy naar hunne onderscheidene geäartheid daar in zo onderscheidentlyk te wege brengen. Hy beschouwt de Electrike Vloeistof, onder alle betrekkingen, welke dezelve op het gestel des menschelyken ligchaams heeft; terwyl hy dezelve doet voorkomen als een waar Element, 't geen alle lighamen doortrekt en omgeeft, en gevolglyk ten aller uiterste fyn en beweeglyk is; en 't geen daarom by de voortbrenging, in standhouding en vernietiging der natuurlyke wezens, enen zeer voornamen rol speelt. - Eindelyk geeft hy hier by op den besmettelyken invloed, dien de hette, zo wel op de gezondheid, als op de ziektens bevonden wordt te hebben. Over de Miasmata of Smetstoffen spreekende, die ons door de lucht worden aangebragt, handeld hy ook, op ene uitlokkende en hoogsnuttige wyze, over de nieuwe leer der verschillende luchtsoorten: - en legt den invloed uit, welke het gestel des menschelijken ligchaams van droogte en vogtigheid gewaar wordt, - en besluit dit met ook den aart en uitwerkzelen van onderscheidene andere besmettingen, op ene verstandige wyze, te verklaaren. Daar hy over 't vergift der dolle honds beet handeld, pryst hy het Cauterium of de Branding boven allesaan; in 't algemeen laat hy zich dus hooren: ‘Zo dra een Mensch van een dol Dier gebeten is, moet men de daar door gemaakte wond ten allernaauwkeurigste onderzoeken. - Een Dier, dat in enen aanval van dolheid byt, doet zulks met alle geweld, dat hy kan oeffenen; zyne tanden houden niet op door de deelen door te gaan, alvorens zy enen tegenstand ontmoeten, die haare kragt te boven gaat; - de wond is dus altoos veel dieper, dan zy in den eersten opslag schynt, het is nodig dezelve te sondeeren, om 'er zich behoorlyk van te verzekeren; als men de nette grootte en diepte der wond ontdekt heeft, moet men dezelve met het Bistourie verwyderen, om ene opening te hebben, van rondomme wyd genoeg, dat men tot op den grond der gemaakte wonde kan doordringen. - 't Is gevaarlyk, wanneer de wond reeds gecicatriseerd is, wyl men daar door belet is over deszelfs rigting of diepte enigzints te oordelen: - en als men slegts het geringste plaatsje overlaat, is al 't overige onnut, en de dolheid loopt grootst gevaar om, als of men niets gedaan hadt, uit te barsten. - Men behoort te onderzoeken welk soort van Dier de wond gebeten heeft; als ook den ouderdom van 't zelve, en deszelfs sterkte, vervolgens de manier en rigting waarop en langs de beet gedaan is, en, hier van zo veel mooglyk onderrigt zynde, moeten diepe, uitgebreide en veelvuldige verwyderingen gedaan worden.’ De Heer R. pryst op gelyke wyze, in navolging van den Abt Fontana, de branding aan, in de Slangen beeten, als het daar by vermoogendst hulpmiddel. Hoe zeer wy verzekerd zyn, geen onzer Lezeren ondienst te doen met hen ene meerdere kennis te doen krygen aan een Werk, dat een ieder, die het op waare geleerdheid en kennis van 't gene tot Genees- en Heelkunde betrekking heeft, toelegt, niet genoeg kan worden aanbevolen, laat ons bestek echter niet toe, om 'er meer van te zeggen, dan dat hetzelve, buiten het reeds gemelde, noch enige Hoofdstukken bevat, over de Voeding, de Huuwbaarheid, de Maandstonden, de Bevruchtiging, de Zwangerheid, de Miskramen en de Verlossing; onderwerpen in de daad, wïer belangrykheid niet nodig heeft, dat men 'er ter aanpryzing van gewage.
Duitschland . du Fresnoy, Des propiétés de la Plante appellée Rhus Radicans &c. in 8vo. met pl Leipzig 1788. - Een allerschadelykste Plant te doen veranderen in een waar specifiek hulpmiddel tegens twee ziektens, die, als 't ware, de schandvlekken zyn der Geneeskunde, is de onschatbaare dienst, welke de Heer Fresnoy, door zyne proeven met den Toxicodendron of Vergif-boom, het menschdom bewezen heeft. Zyne waarneemingen zyn, in de eerste plaats, betrekkelyk tot het gebruik, 't geen hy van deze Plant by de behandeling over 't Schurft, en schurstachtige ziektens, en ter geneezing van de Paralysis of Lamheid gemaakt heeft; vervolgens tot het opgeven van den netten tyd, geschikt om dezelve te verzamelen, tot de wyze waar op de verschillende uittrekzels daar uit vervaardigd worden; de Chemiesche Analysis daar van; benevens ene Kruidkundige beschouwing. - In het laatste gedeelte handeld de A. over 't vermogen, 't geen de Veld-Narcissen tegen de Stuipen bevonden is te bevatten. Ten opzichte van de eerste, de Rhus radicans namelyk; het gehele blad (zegt de A.) van dezen Vergifboom is zamengesteld uit drie kleine blaadjes. In den beginne maakte hy alleen voor zich zelfs gebruik van de infusie of 't aftrekzel van een dier versche bladertjes; maar deze dosis gene merkbare uitwerkzelen hebbende, heeft hy het getal derzelven op twaalf bladertjes vermeerderd, waarop ene sterke uitwazeming en pislozing gevolgd zyn; terwyl hy ene ligte pyn in de maag ook daarby gewaar wierdt. Zeven veel afdoende waarnemingen laat de A. volgen, die het groot nut van deze Plant in schurftachtige gebreken buiten allen twyffel stellen. Daarna ontmoet men in deze Verhandeling, op gelyke wyze, zeven lezenswaardige waarnemingen, die zo vele volkomene genezingen der Paralysis of verlamming, door deze Rhus radicans te wege gebragt, ten onderwerpe hebben; - alleen van de manier, waarop deze bladeren, aangezien hare vergiftigde geäartheid, moeten verzameld worden, zullen wy het volgende van den Schryver overnemen. -‘Wanneer (zegt hy) de bladeren tot hare volle grootte gekomen zyn, 't geen doorgaans in Juny plaats heeft, snydt men dezelve met al de omzigtigheid, die men by zo ene gevaarlyke Plant behoort in 't oog te houden, af. De menschen, waar van ik my hierby bedien, dragen handschoenen, die hen tot op het midden der voorarm komen; zy trekken dezelven digt, door middel van een koord, om 't afzakken derzelve te voorkomen:- met deze voorzorg heeft de Plant hen nimmer eenig nadeel toegebragt, uitgezonderd een enigen, by wien de oogleden door de waassem van de Plant zo dikwils ontstoken raakten, als hy ondernemen wilde, dezelve te snyden; terwyl anderen dezelve zonder handschoenen zelfs plukten, zonder dat zy daar van 't minste ongemak gewaar wierden.’ - Iets 't geen ten nutte der Apothekaren dienen kan, wanneer zy in geval kwamen deze plant te moeten behandelen, is 't volgende, dat wy 'er nog willen byvoegen. By gelegenheid dat de Heer Fresnoy uit deze bladeren gedestilleerd water en Extract, op de gewone wyze, vervaardigd hadt, wilde men de afgekookte bladeren met de handen uit de Ketel doen, 't geen met dat gevolg geschiedde, dat niet alleen de handen, maar zelfs de armen, rood | |
[pagina 93]
| |
en gezwollen wierden, 't geen met ene ondraaglyke jeukte gepaard ging, die enige dagen aanhield. - Wat voorts de hoeveelheid van het Extract belangt, 't geen uit de bladeren verkregen wordt. De A. getuigt uit 42 pond derzelven, 20 oncen Extract ontvangen te hebben. Wat wyders het twede, de Veld Narcissen, aanbelangt: een zeer zonderlinge gelegenheid gaf tot de ontdekking van 't vermogen van deze Plant, tegens de stuipen en dergelyke schrikbarende ongesteldheden aanleiding. - 'Er is namentlyk mogelyk geen Stad in Vlaanderen, daar de Processiën algemener zyn, als te Valenciennes. De bewoners van allerlyen rang bestroyen de Straten, door welke zy passeren, met Loof en zulke Bloemen, als het dan invallend Saisoen oplevert. De Bloemen, die in de maand April het meest hier toe gebezigd worden, zyn die waar van wy handelen, welke de Boerenkinderen tot dat einde in de Stad komen verkopen. ‘In 't Jaar 1786 (zegt de A.) was het Weder in die maand zo slegt, dat twe van de drie Processien, welke men in die maand gewoon is, niet konden uitgaan; 't geen gelegenheid gaf, dat een Meisje, zedert lange met toevallen en ligte stuipen dikwils aangedaan wordende, de Bloemen van deze Narcis, die zy anders voor 't bestroyen der straat geschikt hadt, in haar Kamer bewaren wilde. 's Anderendaags, zeide zy my, dat zy in haar gestel ene ongelooflyke verandering gewaar wierdt; dat zy gene stuipen gehadt en beter geslapen hadt; te dezer dagen in hare devotie alleen met de Heiligen bezig, wilde zy dit haar geluk ook aan niets anders dan aan den invloed, welke hare geduurig opgezondene gebaden daar by gehad hadden, hebben toegekend. Ernstig op de oorzaak bedagt, welke die verandering hadt te wege gebragt, dacht ik dezelve veel eerder aan de Bloemen toe te moeten schryven, waar mede hare kamer was gevuld geweest: - En om zulks te beproeven, raadde ik haar dezelve te ververschen, gelyk zy doen liet, en 't geen ten gevolge hadt, dat de volgende nacht zeer gerust en weder zonder eenige stuipen door haar wierdt doorgebragt, 't geen in zeer lang niet gebeurd was. - Den volgenden dag liet ik de Bloemen opveegenen weggooyen, en gedurende den gehelen dag de vensters openhouden; de stuipen kwamen in den nacht te rug, en hielden twee agtereenvolgende dagen aan; vervolgens liet ik de kamer weder met Bloemen bestrooyen, en de Lyderesse kreeg daarna geen stuipen. - 'Er was derhalven geen twyffel meer, of zy hadt de vermindering harer toevallen aan de zogenaamde Spiritus Rector te danken, die uit deze Bloemen uitwaassemde; en ik wierd bedagt te onderzoeken hoe het met de Antispasmodische kragt van het Extract dezer Bloemen zoude gelegen zyn. 't Uitwerkzel overtrof verre myne verwachting, - 42 Kinderen zyn 'er door van de Kinkhoest of Coqueluche (ene zware epidemische verkoudheid) die in 't einde van 1786, te Valenciennes, heerschte, hersteld geworden. Ik gaf dezelve 4 grein Extract in 4 oncen water, on liet 'er alle 3 uuren een spyslepel vol van gebruiken, 't geen de ziekte schielyk, door de hoest van dag tot dag te verminderen, deed ophouden.’ Zie daar een kort verslag van de allernuttigste ontdekkingen en proeven, die in dit pryzenwaardig Werkje bevat zyn.
Te Heidelderg hebben de Gebroeders Pfäbler gedrukt: Die Abentbeuer des Persiles und der Sigismunda, eine Nordische Geschichte; naar het Spaansche van Don Miguel de Cervantes, onder den Tytel: Los Trabajos de Persiles y Sigismunda, Historia Setentrional. Dit Werk, door den beroemden Schryver van Don Quichot, op zyn doodbed voltooid, 't geen algemeen getuigt wordt, door het belangryke zamenstel, een fyne Satyre en diepe nasporing van het menschelyke hart, uit te munten, kan niet nalaten, in een goede vertaling, de aandacht der minnaren van zodanige geschriften tot zich te trekken. (Gott. Gel. Zeit)
Nederlanden . Schonck, Stryd der Reuzen, in zes Zangen, te Nymegen, by van Goor, gr. 8vo. Kunstliefde spaart geen vlyt, Poëtische Mengelstoffen, 12de Deel, 1 ste st. te Leyden, by P.v. Eyck en D. Vygh, gr. 8vo. Iselin, Geschiedenis der Menschheid (tweede uitgaaf Haarlem en Leyden, by v d. Aa en Pluygers, 2 delen, gr. 8vo. (Het Bericht Gratis). Prysverhandelingen van het Genootschap: ter verdediging van den Christ. Godsdienst, voor 1787. 1 Deel, 2de st. 's Hage, Amsterdam en Haarlem, by du Mee, Allart en van der Aa, gr 8vo. d' Albon, Geschiedenis der Europeesche Natien, 3de Deel, te Utrecht, by G.T. van Paddenburg, gr. 8vo Verhandelingen van 't Genootschap van den Landbouw, te Amsterdam, 3de deels, 3de stuk, te Amst. by C.N. Guerin, gr. 8vo. Verhandelingen van 't Genootschap van den Landbouw, te Amsterdam, 5de Deels 1ste stuk. Apollonii Sophistae Lexicon Graecum Iliadis et Odysseae, edit. Tollio, Lugd. Bat. apud Luchtmans, gr. 8vo. Memorien enz. van den Franschen Ambassadeur St. Priest, gr. 8vo. | |
Land- en zeekaarten.Carte tres exacte, de la Rade de Cherbourg, par Frieseman, by G. Hulst van Keulen, Zee-Kaart- en Boekverkoper, te Amsterdam. | |
Tekeningen en prenten. | |
Parys.Voyage Pittoresque &c. Schilderreize door Frankryk, word uitgegeven by No's in groot Folio. Dit Werk zal bestaan in een Kaart en een algemeen berigt van elke Provintie, met Afbeeldingen van de schilderagtigste en voornaamste Gezigten derzelve. Ettelyke stukjes zien reeds het ligt: dat van Rousillon kost 3 Liv. Het gehele Werk zal op 678 Liv. te staan komen.
L'Indiscretion. Een Konstplaat in koleuren, naar de Tekening van Lavreince, door Fr. Janinet, dienende voor een tegenhanger van La Comparaison et à l'Aveu Difficilé. By den Autheur en by Esnauts en Repilly. Prys 9 Liv. | |
[pagina 94]
| |
Les soins Mérités, In 't koper gebragt door Launay, den jongen, naar het originele van Lavreince, Schilder des Konings van Zweden, met dit tweeregelig Vaersje aan den voet:
* Ce petit animal (un Chien) est aimé, comme il aime; Il souffre: on veut fauver la fidélité même.
te Parys, by den Autheur. Prys 3 Liv.
Plan de la Ville &c. Platte grond der Stad Romen, op een blad Atlas papier, Hollandsch maakzel, netjes geillumineerd, prys 6 Liv. Plan &c. Platte grond der Stad Belgrado, Hoofdstad van Servien, met hare nieuwe Vestingwerken: Atlas papier. Prys 2. Liv. by Lattré.
Vue &c. Gezigt der ruïnen van het Huis Dorëe, te Romen, getekend door Periguon, en in 't koper gebragt, met koleuren, door Guyot, by den Autheur.
Vues Pittoresque &c. Schilderachtige Gezigten en Plans, in koleuren, van de voornaamste Engelsche Tuinen in Frankryk, met derzelver beschryving, by Simon en Guyot. | |
Schilderyen en beeldhoustukken.In het Koningl. Paleis, te Madrid, bevinden zig niet minder dan 140 Schilderstukken van Titiaan, Velasquez, Rubens, Murillo en Spagnolet, waar onder 43 van den eersten. In het Escurial en op Buen Retiro hangen mede heerlyke Stukken, schoon in ene slegte rangschikking en een onvoordelig ligt: ettelyken van dezen behoorden, voorheen, den ongelukkigen Engelschen Koning Karel I. in eigendom toe.
In de Abtdy van West-Munster, te Londen, is, op ene vrywillige Inschryving, voornamelyk van het Genootschap der Zeevaart, een Gedenkteken opgeregt, voor den beroemden Menschenvriend en Reiziger Jonas Hanway, 't welk door de Heren J.F. en James Moore is ontworpen en vervaardigd geworden. Uit het Voetstuk, waarop men de Inscriptie leest, ryst een Grafzuil, op welker top zig ene Lamp bevind: lager ziet men het beeld des verstorvenen in een Medaillon, en onmiddelyk onder het zelve een SarcophagusGa naar voetnoot(*) boven met deszelfs Wapen versierd. In 't midden der Grafzuil vertoond zig Brittagne in bas relief, met hare Zinnebeelden van Regeering, Oorlog, Vrede, Handel, Scheepvaart, en de Leeuwen, een gantsch naakt jongsken klederen toereikende, die door het zelve met vreugde en dankbaarheid aangenomen worden. Een ander jongske verzoekt om de zelfde weldaad: een Derde, van een Scheepsroer voorzien, wyst op zyn weldoener. Beneden waayd de Britsche Vlag over een veroverde, en daar tegen over de Vlag van het Genootschap der Zeevaart, waar op men deze woorden leest: ‘Charity and Policy united.’ - Het Opschrift luidt als volgd:
Sacred to the Memory of
Jonas Hanway
,
Who departed this Life, Sept. 5. 1786, aged 74.
But whose Name liveth, and will ever live
Whilst active Piety shall distinguisch
The Christian.
Integrety and Truth shall recommend
The Britisch Merchant.
And universal Kindness shall characterise
The Citizen of the World.
The helpless Infant, murtured through his care
The friendles Prostitute, sheltered and reformed
The hopeless Youth, rescued from misery and ruin,
And train'd to serve and to defend his country,
United in one common straint of gratitude,
Bear testimony to their Benefactor's virtues:
This was the Friend and Father of the Poor!
[Dat is: Ter Gedagtenis van Jonas Hanway , die den 5 Sept. 1786, in het 74 jaar zynes Ouderdoms, overleden is, doch wiens naam leefd en altyd zal leven, zo lang dadelyke Godsvrugt den Kristen onderscheiden, eerlykheid en goede trouw den Britschen Handelaar aanpryzen, en algemene goedwilligheid de Burgers der Waereld kenschetzen zal Het hulpeloos Weeske, door zyne zorge opgevoed, de verlaten Ligtekooy, geherbergd en hervormd, de wanhopige Jongeling van elende en ondergang gered, ten dienste en ter verdediging van hun Vaderland opgekweekt, allen even zeer aan hem verpligt, tuigen van de deugden hunnes Weldoeners, die de Vriend en Vader was der Armen!] | |
Toneel- en ander konstvermaak
| |
[pagina 95]
| |
Maanlag 22 dito. | |
Narigten en byzonderheden, tot den handel en scheepvaart., land- en veebouw, als mede de huis- houdkunde, handwerken en fabrieken, betrekkelyk.De Vaart en Handel op de Oost-Indien is, voor de Engelschen, thans zo voordelig, dat de ingekomene Schepen dier Natie, reeds in dit jaar, in de Magazynen der Comp. aan goederen hebben aangebragt, voor de waarde van 2,500,000 Pstr.
In hoe verre de Engelschen van de Vaart en Handel op de Noord Amerikaansche Staten meester zyn kan alleen daar uit worden opgemaakt, dat van de 95 Europeaansche Schepen, te Newjork, van Mey 1787 tot Mey 1788, binnen gelopen, 81 Engelsche waren, 7 Fransche, en de rest Hollandsche en Vlaamsche.
'Er groeyen thans reeds honderden van Kaneelbomen op het Eiland Jamaica; zynde voor korte jaren twee jonge Bomen, uit een Fransch Vaartuig, 't geen door den Adm. Rodney genomen was, aldaar gebragt en vervolgens met zo veel vlyt gekweekt, dat de Afzetzels daar van over 't gantsche Eiland verspreid zyn. Ook tierd 'er de Palma Christi zo ongemeen, dat de Inwoonders aan de Lamp-Oly, uit deszelfs Peul vrugt geperst, reeds een genoegzamen voorraad hebben, om de Vischöly of Traan, uit Amerika, te kunnen missen: terwyl dezelve veel beter koop uitkomt en ook helderer en minder nadelig is, dan de laatste.
Het volgend Middel om druiven te bewaren, vinden wy in het Journal General de France opgegeven.
‘Men neemt een Vaatje of Tonnetje, wel gekuipt zo dat 'er geen lugt door de opening der duigen kan komen: vervolgens voorziet men zig van Tarwe Zemelen, wel gedroogd op den Oven, of van gezifte Asch. Men bestroyt hier mede den bodem, in ene genoegzame dikte, en legt op dit bed, de Trossen Druiven, die in den namiddag, by droog weder en ter deeg ryp, moeten gesneden worden: wel zorge dragende, om de Trossen niet op of te digt aan elkanderen te leggen, op dat zy elkanderen niet drukken. Men strooit dan weder een laag Zemelen of Asch op dezelven, en gaat dus voort by beurtwisseling, tot dat het Vaatje na genoeg vol is, om de bovenste laag Druiven, met een dik bed van Zemelen of Asch te kunnen bedekken. Dit gedaan zynde, kuipt men het Vaatje digt, of sluit het van boven, in dier voegen, want hier komt het voornaamlyk op aan, dat 'er geen lugt kan indringen. De Druiven, dus bewaard, zal men, na verloop van 8 of 10 Maanden, of zelfs een Jaar, het Vaatje, openende, de Trossen by na zo gaaf en frisch vinden, als toen men ze inpakte. ‘Om 'er de volkomene frischheid aan weder te geven, snydt men het boven einde van 't steeltje af, en laat de Tros drenken, gelyk men een Bloem-ruikertje laat drenken: met dat onderscheid egter, dat men, in plaats van Water, zig van Wyn bediend, en wel van witten Wyn voor de witte, en van roden voor de rode Druiven. De Geest van den Wyn, door de Tros dringende, trekt wel dra door de Druiven, en geeft haar de qualiteit weder, die zy mogen verloren hebben.’
In een Buitenlandsch Nieuwspapier word de volgende Manier, om de kragt der Hop in Bier brouwten te doen trekken. als de beste opgegeven. - De Gewone manier is, de Hop, zonder enige voorafgaande bereiding, in het sterke Bier- of Ale-Geyl te storten: 't geen ten gevolge heeft, dat, hoe vetter en beter het Geyl is, hoe weiniger het van het wezen der Hoppe zal aannemen. Deszelfs vettigheid sluit de poren der Hop toe, en omlymdt, als 't ware, de blaadjes, zo dat | |
[pagina 96]
| |
het Geyl bezwaarlyk iets van de vereischte eigenschap der Hop konne uittrekken: daar dezelve, in dunne en schrale Geyl gestort, de poren ligt ontsluit en zelfs het dunne Bier al te bitter maakt. Men moet, om die reden, eer men de Hop in zware en vette Bier-Geyl mengt, dezelve, alvorens in een of twee Emmers heet water laten weeken. Om deze waarneming opgehelderd te vinden en van derzelver juistheid overtuigd te worden, neme men een vierde deel van een once beste groene Thee, en, in plaats van 'er zuiver kokend water op te gieten, zo laat eerst in het water dezelfde hoeveelheid Zuiker smelten, als men gemeenlyk nodig agt om het Aftrekzel zoet te maken, wanneer men bevinden zal, dat de zoetheid van het water, het uittrekken der aangename bittere geur van de Thee, zal beletten. | |
Geboorte- trouw- en sterflysten.Het getal der Doden, gedurende de laatstverlopene week, is geweest: te Amsterdam 146: in 's Hage 18: en te Haarlem 12, onder welken laatsten 4 beneden de 12 jaren.
In het laatst van Augustus is, te Kielby, by Talkingham, in Lincolnshire, zekere Mary Ram, ene Weduwe, in het 107de jaar hares Ouderdoms, overleden; hebbende, tot op weinige weken voor haren dood, het volkomen gebruik harer Zintuigen genoten. | |
Openbare verkopingen van boekeryen en konstverzamelingen.P. Gillissen en Zoon, zullen, op Maandag, den 6 October 1788, en volgende dagen, ten Sterfhuize van den Overledenen, in de Langedelft, te Middelburg, Verkopen: Ene extra fraaye Bibliotheek , bestaande in de beste Godgeleerde, Historische, Astronomische, Geographische, Natuurkundige, en andere Boeken, ongemeen zindelyk geconditioneerd: als mede ene schoone Party Prentkonst, Portraitten, Teekeningen, Ertzen, Mineralen, Hoorns, Schulpen en Zeegewassen, Opgezette Vogels en Kapellen, in glazen Kassen, Insecten op Liquor, Schilderyen, Medailles, gebronste en andere Pleisterbeelden, ene menigte Astronomische, Optische, Mechanische en Matematische Instrumenten, fraaye Boekekassen en Byzonderheden. Alles met veel moeite en kosten verzameld en Nagelaten, door den Heere Leendert Bomme, in zyn Ed. Leven, Direkteur van de Commercie Compagnie, te Middelburg, Lid van verscheide Geleerde Genootschappen, enz.
De Catalogus is alomme, in de Zeven Provincien, en in Vlaanderen en Braband, by de voornaamste Boekverkopers, en by bovengemelden, gratis te bekomen. Particuliere Liefhebbers, des begeerende, gelieven zig, per Missive, doch Franco, te adresseeren aan de voorn. Boekverkopers. | |
Bekendmakingen en prys-opgaven van in- en uitlandsche boeken en geschriften.By den Boekhandelaar Erbstein, te Meissen, is ene Intekening geopend, op ene uitgave, in druk, van het Boerneriaansch Handschrift des N. Test., 't welk in de Keurvorstelyke Boekery, te Dresden, bewaard, en waar van de Ouderdom op 800 jaren berekend word. Daar het Werk, naast het nu onlangs, te Londen, in 't ligt gekomen Alexandrynsche Handschrift, zat verdienen geplaatst te worden, beloofd de Uitgever het zelve met gelyke fraayheid en volmaaktheid van druk te versieren, als waar mede de meesterachtige Werken der Engelschen pronken. Het zelve zal op het fraayste schryfpapier, in groot 4to. met alle mogelyke naauwkeurigheid gedrukt worden, en van 4 in 't koper gesneden Tafels verzeld gaan: waar van een het Tytelblad zal opleveren, twee, zo vele Plaatdrukken van twe bladzyden van het oorsprongelyk Handschrift, en de vierde een plaatdruk van de Abrevatien staat te bevatten. De Intekenings prys is 2 Rthlr 12 gr. Sächs. Convention, (na genoeg op een Hollandsche Dukaat uitkomende). Tot op Paasschen 1789 zal de vooraf betaling kunnen geschieden: waarna, vermits 'er niets meer dan 225 Exemplaren van 't Werk gedrukt zullen worden, de overblyvende Afdrukzels voor ongelyk hoger prys zullen verkogt worden. - In alle de voornaamste Steden van Europa kan de Intekening geschieden. Hier ten Lande hebben zig, op verzoek des Uitgevers, tot het aannemen daar van wel willen verledigen, de Heren Prof. Wytenbach, en Do. Mutzenbecher, te Amsterdam, Prof. Rhunkenius, te Leyden, en Prof. Wassenberg, te Franeker, by welken ook een breedvoeriger berigt, in 't Latyn en Hoogduitsch, aangaande het Werk te bekomen is. Liefhebbers een Exemplaar op Pergament begerende, worden verzogt zig hier voor, by tyds, aan den Uitgever te willen melden.
Te Haarlem by A. Loosjes. |
|