Alfa-Nieuws. Jaargang 8
(2005)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||
[Nummer 3]Onder de loepAlfabetisering in Abenaston, Suriname
| |||||
In leidingEen paar jaar geleden was ik op familiebezoek in Suriname. Op een ochtend hoorde ik op de radio een oproep in het Sranan ‘bestemd voor volwassenen’ om zich op te geven voor een cursus leren lezen en schrijven in het Nederlands op de Bigisma-Skoro (school voor volwassenen) te Paramaribo. Als ervaren NT2-docent werd ik nieuwsgierig. Ik wilde weten wat men op de Bigisma-Skoro deed. Ik ging een kijkje nemen op de school. Ik zag voornamelijk vrouwen uit het binnenland van Suriname. Ik vroeg mij af of er nog meer van zulke scholen elders in Suriname waren en of er ook alfabetiseringsonderwijs werd gegeven in een van de veertien andere talen van Suriname. Ik nam het besluit het alfabetiseringonderwijs in Suriname tot onderwerp van mijn scriptie te maken. Ik ging op zoek naar meer informatie en kwam erachter dat er, behalve alfabetiseringsonderwijs in het Nederlands, ook alfabetiseringsonderwijs verzorgd wordt in verschillende moedertalen, vooral in de binnenlanden van Suriname. Eenmedewerker van het Surinaams Bijbelgenootschap vertelde mij dat zijn organisatie alfabetiseringscursussen in het Saramaccaans verzorgt voor volwassenen in het district Sipaliwini. Via hem kreeg ik de mogelijkheid onderzoek te doen in een van de dorpen in het district Sipaliwini. Dat werd Abenaston, een dorpje aan de oever van de Surinamerivier. In het onderzoek stonden drie vragen centraal.
| |||||
[pagina 2]
| |||||
In het navolgende geef ik eerst een beeld van het dorp en van de mogelijkheden tot gebruik van geschreven taal. Daarna ga ik in op de wensen en behoeften van de volwassenen en op het alfabetiseringsonderwijs in het Saramaccaans. | |||||
AbenastonAbenaston is een klein dorp van 700 inwoners aan de oever van de Suriname-rivier, op zes reisuren (met bus en boot) van Paramaribo. De inwoners leven vooral van landbouw, visserij en houtbewerking en ongeveer 200 inwoners wonen en werken door de week in Paramaribo. In het dorp zijn, naast de verspreid liggende houten huizen, een basisschool, de kerk van de Evangelische Broedergemeente, een medische ‘poli’ (zo wordt de kleine polikliniek genoemd) voor alledaagse medische voorzieningen en een kleine dorpswinkel waar vooral levensmiddelen verkocht worden. In het dorp wordt overwegend Saramaccaans gesproken, een van de zeven bosnegertalen van Suriname met naar schatting tien- tot twintigduizend sprekers. De meeste inwoners verstaan daarnaast Sranan Tongo, een creooltaal en de lingua franca in Suriname, en Nederlands, de officiële taal in Suriname en de taal van het onderwijs en de media. Wie naar school is geweest, kan ook enig Nederlands lezen en schrijven. Onderwijs in het Saramaccaans wordt op de basisschool niet gegeven, al gebruiken de leerkrachten af en toe Saramaccaans om iets uit te leggen en is het ook geen ramp als de kinderen op een vraag in eerste instantie in het Saramaccaans antwoorden. Het hoofd van de basisschool zou overigens graag zien dat er ook onderwijs in het Saramaccaans gegeven kon worden. Hoeveel volwassenen in Abenaston niet kunnen lezen en schrijven is niet bekend. Vergeleken met veel ontwikkelingslanden is het percentage analfabeten in heel Suriname relatief laag; in officiële statistieken wordt een percentage van zeven tot tien procent analfabeten genoemd. Maar het verschil tussen het district Paramaribo en de binnenlanden is, bij gebrek aan scholingsmogelijkheden in de binnenlanden, groot. Abenaston is dus een meertalige gemeenschap met een omgangstaal voor het alledaagse mondelinge verkeer - Saramaccaans - en een andere taal - het Nederlands - die vooral gebruikt wordt op de basisschool en voor schriftverkeer. | |||||
Gebruik van geschreven taalIn Abenaston wordt weinig gebruik gemaakt van geschreven taal. Daar zijn ook bijna geen mogelijkheden toe. Het dorp heeft bijvoorbeeld geen boekwinkel, bibliotheek of krantenkiosk, er komt geen krant en er wordt nauwelijks gebruik gemaakt van de post. Schriftgebruik kom je alleen tegen in de school, de kerk en de medische poli. Mogelijkheden om tv of radio te volgen zijn er nauwelijks; er is maar een paar uur per week stroom. Op de basisschool wordt het Nederlands gebruikt en alle leermiddelen zijn in het Nederlands. In de kerk kom je Nederlands, Sranan en Saramaccaans tegen, bijvoorbeeld in de bijbel en in het liedboek, de singiboekoe. Maar de belangrijkste taal is het Saramaccaans: de diensten worden in het Saramaccaans gehouden en de voorlezingen zijn ook in het Saramaccaans. Voor mededelingen op het bord bij de kerk wordt het Nederlands gebruikt. Op de medische poli is het Saramaccaans de belangrijkste communicatietaal tussen de medewerkers en de bezoekers. Voorlichtingsmateriaal is vooral in het Nederlands, een enkele keer ook in het Sranan. Een poster over aids is bijvoorbeeld tweetalig. Voorlichtingscampagne over aids
Wie door het dorp wandelt komt nauwelijks geschreven taal tegen: er zijn geen uithangborden, billboards, straatnaam- | |||||
[pagina 3]
| |||||
borden of verkeersborden. Soms is er overigens meer geschreven taal te zien, vertelt broeder Michel, de alfabetiseringsdocent; namelijk al s hij net begonnen is met zijn alfabetiseringscursus. Dan schrijven cursisten op hun houten huizen met krijt de woorden die ze in de les geleerd hebben. Na een tijdje, als de huizen gewassen worden, verdwijnen de woorden weer. De belangstelling onder volwassenen voor alfabetiseringsonderwijs is erg groot, veel groter dan de ene beschikbare docent aankan. Er is een wachtlijst van ongeveer 80 personen. En de wachtlijst voor onderwijs in het Nederlands, een vervolgcursus, is nog veel groter. | |||||
Achtergronden en wensen van cursistenDe bedoeling was dat ik met een groep van zestien alfabetiseringscursisten zou praten en een aantal alfabetiseringslessen bij zou wonen. Omdat het oogstseizoen dat jaar eerder was aangebroken dan in andere jaren, was de alfabetiseringscursus voorlopig gestopt. Dus het bijwonen van de lessen kon niet doorgaan. Wel heb ik met de zestien deelnemers aan de alfabetiseringscursus gesprekken gevoerd. Niet na de les, zoals gepland, maar op de kostgrondjes (kleine veldjes buiten het dorp waar de bewoners groenten voor eigen gebruik verbouwen) of bij de cursisten thuis. Gemiddeld zitten de cursisten op het moment van het onderzoek anderhalf jaar op alfabetiseringsles. De deelnemers zijn vrouwen, in de leeftijd van 22 tot 46 jaar. De meesten hebben een partner en kinderen, en werken op de kostgrondjes buiten het dorp. Ongeveer de helft heeft als kind (gedeeltelijk) basisonderwijs gevolgd, de anderen zijn nooit naar school geweest. De vrouwen vertellen dat ze in hun dagelijks leven nauwelijks in aanraking komen met geschreven taal. Het enige leesmateriaal dat de meeste informanten thuis hebben, is een bijbel in het Saramaccaans en het lesmateriaal van de alfabetiseringscursus. Ook voor de kinderen is er thuis geen leesmateriaal. De vrouwen die vroeger naar school zijn geweest, hebben Nederlands leren lezen en schrijven, maar voor de meesten is dat al erg lang geleden. Sindsdien hebben ze nauwelijks nog iets gelezen of geschreven. De cursisten vertellen dat ze op de cursus eenvoudige Saramaccaanse woorden en korte, eenvoudige teksten hebben leren lezen. Voor negen vrouwen was het bezoeken van deze cursus hun eerste ervaring met geschreven taal. Enkele vrouwen wilden vooral graag naar de cursus om Saramaccaans te leren lezen en schrijven, de meesten om daarna door te kunnen gaan met Nederlands. ‘Ik wilde wat leren’, zegt een van de cursisten. ‘Ik wilde niet ongeletterd blijven. Ik wist dat er een heleboel dingen zijn waar ik niets van af weet. Ik wil niet meer als een achterlijke door het leven gaan.’ En een andere cursiste vertelde: ‘Ik kon niet eens mijn naam schrijven en dat wilde ik leren. En ik wilde een brief leren schrijven.’ Maar bijna allemaal willen ze na deze cursus de overstap maken naar een vervolgcursus Nederlands. ‘Ik wil Saramaccaans leren lezen’, vertelde een cursiste, ‘want dan kom ik in aanmerking voor de vervolgcursus waar we Nederlands gaan leren lezen en schrijven.’ Daar moeten ze, bij gebrek aan docenten, echter nog een tijdje op wachten. | |||||
Alfabetiseringsonderwijs in het SaramaccaansDe alfabetiseringscursus in Abenaston is ontwikkeld door het Surinaams Bijbel Genootschap (SBG), dat gelieerd is aan het Summer Institute of Linguistics (SIL). Het SIL heeft in veel landen ervaring met het op schrift stellen van ongeschreven talen en het ontwikkelen van alfabetiseringsonderwijs. Ook in Suriname heeft het SIL diverse talen op schrift gesteld, de bijbel vertaald en alfabetiseringscursussen ontwikkeld, onder meer in het Saramaccaans. Het Bijbelgenootschap is verantwoordelijk voor het materiaal, de docent voor de organisatie van het onderwijs. De docent werkt op vrijwillige basis. De cursisten betalen een bescheiden eigen bijdrage in de kosten van het lesmateriaal. De cursus is toegankelijk voor mannen en vrouwen, maar wordt over het algemeen alleen door vrouwen bezocht. Ten tijde van het onderzoek zitten er 40 vrouwen op de cursus. In een groep zitten 15 tot 20 cursisten. Er is, zoals gezegd, een grote wachtlijst voor de cursus en veel mensen staan ook op de wachtlijst voor de cursus Nederlands. De cursus is op twee middagen per week en duurt twee jaar. De cursus bestaat uit twee delen, die elk een jaar | |||||
[pagina 4]
| |||||
duren, met voor elk jaar een cursusboek met oefeningen. De alfabetiseringsmethodiek is gebaseerd op de methode die Sarah Gudschinsky voor het SIL ontwikkeld heeft. De alfabetiseringsmethode heet Lesi Buka a Saamaka töngö (Leesboek voor het Saramaccaans). Tekst in het Saramaccaans
De cursus begint met ‘aanblikwoorden’, korte vertrouwde woorden, die gebruikt worden om het schriftprincipe te leren. De cursisten leren ook hun eigen naam schrijven. De aanblikwoorden komen uit de leefwereld van de cursisten en worden gebruikt als kapstok om eerst alle lettergrepen van het Saramaccaans te leren en daarna de letter-klankcombinaties. Op basis daarvan worden nieuwe woorden en later zinnen en korte teksten gelezen. De teksten in deel 1 zijn speciaal voor beginners geschreven door Samo Amoida, een Saramaccaan uit een naburig dorp. Voor deel 2 worden bestaande verhalen uit bijvoorbeeld Jamaica of West-Afrika gebruikt. De teksten staan ook op audiocassette. Per les worden in het leerboek woorden en korte teksten behandeld die aansluiten bij het leven van de cursisten. Steeds terugkerende oefeningen zijn bijvoorbeeld het opzoeken van woorden, letters of zinsdelen, het hardop lezen van de woorden op de woordkaarten, of het naschrijven van woorden en zinnen. Elke les wordt afgesloten met een dictee. De bedoeling is dat de cursisten aan het einde van de cursus eenvoudige teksten zelfstandig kunnen lezen en een eenvoudig briefje kunnen schrijven. Aan het einde van de cursus krijgen de cursisten een certificaat uitgereikt. Elk jaar worden ook nieuwe alfabetiseringsdocenten voor het Saramaccaans opgeleid. Om aspirant-docent te worden moet je minimaal basisonderwijs gevolgd hebben en de alfabetiseringscursus Saramaccaans met succes hebben afgesloten. Dan kun je de training Leer anderen Sararnaccaans lezen en schrijven gaan volgen. De training is bedoeld voor aspirant-docenten die al Nederlands kunnen lezen en schrijven, maar nog niet erg vertrouwd zijn met het lezen en schrijven in het Saramaccaans. Zij krijgen in vier trainingsbijeenkomsten les in de klankleer en de spelling van het Saramaccaans en in het lesgeven aan volwassenen. Toen ik in Abenaston was, volgden acht cursisten deze opleiding tot alfabetiseringsdocent, waarvan vier leerkrachten van de basisschool. Die bijeenkomsten heb ik bijgewoond. Het was bijzonder leerzaam om te zien hoe broeder Michel de aspirant-docenten inwijdde in de geheimen van de Saramaccaanse klanken en spelling. Het viel op hoe lastig het kan zijn om de klanken van je moedertaal correct te leren schrijven als je gewend bent aan de letter-klankcombinaties van het Nederlands. En het was inspirerend om te zien hoe in de vorm van rollenspel (voorbeeldlessen) de aspirant-docenten lessen voorbereidden en vervolgens aan elkaar gaven. Net als de alfabetiseringscursus wordt de training afgesloten met een examen en met de uitreiking van een certificaat.
De alfabetiseringsdocent, broeder Michel, was zeer behulpzaam bij de uitvoering van het onderzoek. Hij is een zeer gedreven en ervaren docent. Maar ook voor hem was het frustrerend om te zien dat de vraag naar onderwijs veel groter was dan hij aankon. Ik wil deze bijdrage dan ook graag besluiten met enkele aanbevelingen voor de overheid en het Bijbelgenootschap in Suriname. Er zouden veel meer docenten beschikbaar moeten komen om te voldoen aan de vraag naar scholing. Docenten zouden betaald moeten worden om continuïteit te kunnen waarborgen. Er zouden ook | |||||
[pagina 5]
| |||||
meer mogelijkheden moeten komen om Nederlands te leren, en er zou voor de mensen in de binnenlanden veel meer leesmateriaal beschikbaar moeten zijn. Hier ligt een taak voor de overheid en voor organisaties die zich bezighouden met onderwijs aan kinderen en volwassenen in de binnenlanden van Suriname. Certificaat
|
|