De Limburgse 'Aiol en Mirabel'
(2013)–Anoniem Aiol– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
De barmhartige AiolAiol neemt afscheid van zijn ouders en gaat op weg. De wereldvreemde jongeman ervaart dat in Zuidelijk Frankrijk naast het christendom nog een andere religie een belangrijke rol speelt, de islam. Al direct bij het verlaten van het bos (in de omgeving van Bordeaux) ontmoet hij vier moslimridders met hun schildknapen. Vreedzaam loopt het treffen niet af. Aiol doodt twee schildknapen, waarna de vier ridders te hulp snellen. Drie moslims verslaat hij, de laatste slaat op de vlucht. Dit is het gewelddadige patroon dat we ook uit de ‘chanson de geste’ kennen. De christenridder is in het gevecht met een moslim superieur, dankzij Gods hulp. Het wereldbeeld in de 12e eeuw wordt bepaald door de tegenstelling christendom versus islam. Hieruit vloeit een fundamentele polariteit voort. Als Aiol in volle wapenrusting de stad Orléans binnen rijdt ziet de bevolking daarin een vorm van overmoedig gedrag, van provocatie. Hoe wordt het optreden uitgelegd? Men beschouwt Aiols optreden als agressie, hij zou de christelijke bevolking wilden doden. (Vgl. F, v. 2605: ‘Et no gent crestiene volés ochire’). Maar waarom zou Aiol dat willen? Er wordt een merkwaardig verzinsel opgedist. Zijn vader zou Forré heten. Vgl. F, v. 2606: ‘Vos parens est Forés’; vgl. v. 81 ‘Forreis, ic wane, was ú vader’. Deze Forré zou voor de muren van Parijs gesneuveld zijn. Aiol zou verschenen zijn om zijn dood van zijn vader te wreken.
Natuurlijk is dit verhaal onzinnig. Aiols vader heet Elie, Elie van St. Gille. Wordt met opzet een verkeerde naam gebruikt.? Volgens Normand/Raynaud wordt de naam ‘généralement appliquée par moquerie à une personne qui tente une entreprise au-dessus de ses forces’ (1875, 346, s.v. Fouré). Achter het feit dat Aiol zijn oude wapens ongepoetst met zich meedraagt wordt iets kwaads vermoed. Aiol zou met de moslims onder een hoedje spelen, zijn wapens zouden vast en zeker door moslims zijn vergiftigd. Vgl. F, v. 2613: ‘Por voir les entorchierent gent Sarrasine’. (Vert.: Voorwaar, de moslims hebben ze vergiftigd). Elke verwonding met het zwaard zou dodelijk aflopen. Vgl. F, v. 2614: ‘Qui navrés en seroit ne poroit vivre’. (Vert.: Wie ermee verwond was, zou niet meer kunnen leven). Natuurlijk is het vermoeden totaal uit de lucht gegrepen, maar het incident laat zien dat in de christelijke stad Orléans groot wantrouwen heerst ten opzichte van de moslimwereld. Toch blijkt dat de op het eerste gezicht onverzoenlijke kloof tussen beide culturen op het menselijke vlak overbrugbaar is. Dat bewijst Aiol. Wat gebeurt er? Er komt een Saraceense boodschapper, een zekere Tornebeuf, naar het hof van de Franse koning. Deze reusachtige verschijning is afgezant van de moslimkoning Mibrien. Deze is niet van plan de christelijke drieënige God te eren, hij gelooft in Mohammed en Apolijn. Bovendien heeft deze vorst het land in bezit waarover ooit Karel de Grote heerste. Wat een provocatie! Mibrien verklaart, zo deelt de boodschapper mee, koning Lodewijk de oorlog. (Vgl. F, v. 4069: ‘La bataille te mande’). De koning wordt woedend, vergeet zijn beschermplicht die ten opzichte van een vijandelijke afgezant geldt. De historicus Althoff rekent dit agressieve gedrag fijntjes tot de ‘demonstrative[.] Ausdrucksformen von Dissens’. Wat gebeurt er? Lodewijk laat de moslim door vier van zijn mannen gevangen nemen. De arme drommel wordt daarna beestachtig toegetakeld. Meer dood dan levend wordt de man later toch vrijgelaten. Hij moet immers nog in staat zijn om in Spanje van zijn wederwaardigheden aan het Franse hof verslag te doen! | |
[pagina 37]
| |
Deze gruweldaden stuiten Aiol tegen de borst. Hij treedt, theologisch onderlegd als hij is, in de voersporen van de Barmhartige Samaritaan (Lucas 10. 25-37). De gelijkenis is bekend. Een man is in handen van rovers gevallen en danig toegetakeld. Wie was zijn naaste? Dat was een Samaritaan, die, anders dan andere voorbijgangers, de wonden van het slachtoffer verbond en hem verpleegde. Zelfs aan de herbergier gaf de Samaritaan geld, om verder voor de gewonde te zorgen. Aiol blijkt ‘de naaste’ van de moslim te zijn. Hij leidt de mishandelde man naar zijn verblijf en heeft hem verpleegd (vgl. F, v. 4088: ‘A son ostel l’en maine, si l’a guari’). Hij baadt en kleedt hem, geeft hem bij het vertrek geld mee voor onderweg. Maar er gebeurt nog iets anders. Aiol verzocht de boodschapper geen kwaad over de koning te spreken. (Vgl. F, v. 4096: ‘ne mesdira de Loeys’). Bij koning Mibrien teruggekeerd doet de man zijn relaas en doet wat Aiol hem heeft gevraagd. Zijn verslag luidt: O ja, Lodewijk was erg aardig, mijn boodschap werd zonder tegenspraak aangehoord. Maar ik werd wel vreselijk toegetakeld. Maar, zo eindigt de boodschapper, er was ook een edele jongeman, die Aiol genoemd werd, en die hem goed had behandeld. Onze held Aiol toont niet alleen barmhartigheid tegenover de lijdende medemens, maar hij blijkt tevens een uitstekende diplomaat, aan wie er alles aangelegen is om in de moslimwereld respect voor de Franse koning af te dwingen | |
De geschaakte bruidAiol rijdt met twee ridders naar Pamplona, waar de moslimkoning Mibrien resideert. Hij moet een boodschap van Lodewijk overbrengen. In een tuin verborgen hoort Aiol bij toeval dat de boodschapper van een koning, de heer van Afrika. (Vgl. F, v. 5246-5247: ‘Uns rois […], sire d’Aufrike’) Mirabel, de knappe dochter van Mibrien, een huwelijksaanzoek overbrengt. Het meisje heeft daar wel oren naar, ondanks het feit dat haar vader, die toch toestemming zou moeten geven, er niets van afweet. Dat een vorst op deze wijze, dus via een bruidwerver naar de hand van een verre koningsdochter dingt, is in de middeleeuwse literatuur geen onbekend fenomeen. Trouwens, Mirabel verzette zich niet eens. Maar dat Aiol deze transactie verhindert en er met de bruid die toch voor een ander bedoeld is, Fol. 128v.: Aiol (rechts voorop) rijdt in begeleiding van twee ridders naar Pamplona waar hij Mirabel zal schaken. Hij wordt hier achtervolgd door drie vijandige moslimridders, van wie de voorste naar hem wijst. Aiol houdt in een ‘attentio’-gebaar zijn rechter wijsvinger omhoog, let op.
van door gaat, is opmerkelijk. Men zou Aiols handelen een gewelddadige schaking kunnen noemen. De historicus Götz gebruikt voor deze verbintenis, die door geweld tot stand komt, het begrip ‘Raubehe’ (Götz 1998, 118). De bruidroof is in dit geval | |
[pagina 38]
| |
toegestaan. Het gaat hier immers om een heidense prinses die buiten de ridderlijke gedragscode valt. (zie Flori 1884, 219). Triomfantelijk roept Aiol haar met een fraaie metafoor lachend toe: Schoonheid, u bent ‘gevangen’. (Vgl. F, v. 5354: ‘En riant li a dit: Pris[e] estes, bele’). In Frankrijk zal Aiol zodra ze gedoopt is haar tot vrouw nemen. Maar Mirabel verweert zich aanvankelijk fel. De wet van Mohammed zal door haar niet worden geschonden! Liever zou ze sterven. Wel wil ze weten wie Aiol is. Zelf stelt ze zich zelfbewust voor als een koningsdochter. (Vgl. F, v. 5388: ‘fille sui de roi’). Aiol vertelt over zichzelf: Zijn vader is hertog Elie, hij is de neef van de keizer van Frankrijk. Fol. 133v.: Aiol (in volle wapenrusting, met schild en speer) rijdt samen met de geschaakte bruid naar Frankrijk.
De moslimschoonheid blijkt goed onderwijs te hebben genoten. Ze spreekt vloeiend vele talen. Aiol rijdt met haar naar Frankrijk. Door vermoeidheid overmand valt Aiol onder een boom in slaap. Intussen heeft men in Pamplona de afwezigheid van Mirabel opgemerkt. Vier moslimridders, allemaal familieleden, zetten de achtervolging in. Mirabel denkt te worden bevrijd en dankt Mohammed. Ze wekt de slapende Aiol die de strijd tegen de overmacht opneemt. Er ontstaat een hevig gevecht waarin Aiol alle vier de tegenstanders overwint. Mirabel heeft de ongelijke strijd verbaasd gadegeslagen. Ze staat versteld over Aiols kracht. Ze roept Aiol toe, naar haar toe te komen, want ze is zijn geliefde. (Vgl. F, v. 5609: ‘Sire, venés vous ent, car je sui vostre drue’). God heeft in haar ogen met de overwinning van Aiol een wonder laten gebeuren. Na allerlei avonturen keert Aiol met zijn bruid aan het Franse hof terug. Het paar wordt hoffelijke door koning Louis ontvangen. Aiol maakt zijn ware identiteit bekend en eist de leengoederen, die Elie ten onrechte zijn afgenomen, terug. Lodewijk voldoet aan dit verzoek. Fol. 151v.: Aiol en Mirabel worden door koning Louis (rechts met kroon) en zijn gevolg ontvangen. Aiol is gehuld in een bruine wapenrok, waaronder de wapenrusting wordt gedragen. Verder draagt hij een maliënkolder en beenbeschermers met kniestuk. Op het hoofd draagt hij een pothelm, de rest van zijn hoofd, met name zijn wangen, wordt door een maliënkap beschermd. Alleen zijn gezicht is vrij.
| |
[pagina 39]
| |
Het sprekende beeld.Aiol en Mirabel zijn door Makaire van Lausanne naar Pamplona overgebracht. Ze zijn nu de gevangenen van Mibrien, de vader van Mirabel. Die wil de twee er toe dwingen om een beeld van Mohammed te aanbidden. Over het beeld van Mohammed krijgen we nadere informatie. Bij het paleis van de moslimvorst is een moskee (vgl. F, v. 9628: ‘mahomerie’) gebouwd, waarin het beeld prijkt. Maar er is iets merkwaardig met dat beeld aan de hand. Het beeld kan praten. Nu is dit gegeven in de Oudfranse literatuur niet onbekend. Het gaat dan meestal om een technisch hoogstandje. In de Franse Florisroman bijvoorbeeld zijn op een graf de beelden van de hoofdpersonen Floire en Blanchefleur aangebracht. Het zijn geen gewone beelden maar wonderwerken der techniek, zogenaamde ‘automata’. Ze kunnen dankzij een vernuftig ingebouwde mechaniek spreken. Floris zegt: ‘Kus me schoonheid’. Vgl. v. 593: ‘Basiés moi, belle […]’. En Blanchefleur antwoordt: ‘Ik houd meer van u dan van wie ook’. (Vgl. v. 596: ‘Je vos aim plus que riens vivant’ ). (Citaten uit Leclanche 2003, zie over dit wonder der techniek Winkelman 1987). Maar in de ‘Aiol’ ligt de zaak anders. Het sprekende vermogen van het beeld berust niet op techniek, maar op bedrog. In de holle buik van het beeld zit een bedrieger gestopt. De truc is zelfs in de 12e eeuw niet nieuw. Jonker merkte nog onlangs op dat al bij de de Egyptenaren rond 2500 voor Christus de gelovigen werden beduveld door priesters die zich in godenbeelden verstopten zodat de beelden als sprekende orakels gingen functioneren (Jonker 2008, 3). Het gegeven van het sprekende beeld is in de Oudfranse literatuur bekend. (Foerster 492, aant. bij F, v. 9638).
Wat gebeurt er nu verder? Makaire smeekt het beeld om de Fransen te vernietigen. En ja hoor, het beeld antwoordt, dat het Makaire tot toekomstige koning van Frankrijk zal maken. (Vgl. F, v. 9639: ‘Roi te ferai de Franche’). Makaire moet zich dan wel tot de islam bekeren en enkele rituele handelingen verrichten. Dat gaat als volgt. Een moslim leidt een ‘auferant’ (F, v. 9642, Moors strijdros) naar binnen. Makaire moet de bek van het paard kussen, als teken van onderwerping. Verder moet hij zijn verachting voor Jezus bewijzen door krachtig op de grond te spugen. En tenslotte moet hij, zo beveelt de verborgen stem, het beeld zijn kont (letterlijk: anus) kussen. (Vgl. F, v. 9645: ‘Et puis me baiseras en mi le treu del culi’). Dit ist het ‘Zeichen der Verleugnung Gottes.’ (Kruger 1999, 131). En ja hoor, Makaire doet het. (Vgl. v. 9652). Mibrien ziet na lange tijd zijn dochter terug. Ze heeft door de lange gevangenisstraf in de donkere kerker haar stralende schoonheid verloren. Mibrien is woedend, vooral op Aiol, die zijn dochter heeft geroofd. Enkele familieleden proberen Mibrien te kalmeren. Aiol is immers een goede partij, hij moet alleen ertoe bewogen worden om moslim te worden. Aiol wijst deze suggestie af, dat zal niet gebeuren. Mirabel vraagt haar vader haar vrij te laten. Als dat is gebeurd, begeeft zich naar het beeld, zogenaamd om het te aanbidden. Maar dan gebeurt er iets onverwachts. Ze pakt het beeld dat gegoten is uit puur goud, beet. (Vgl. v. 763: ‘si nam […]’). Hier breekt het fragment af. Wat er verder gebeurt, ervaren we uit het Frans. Ze grijpt het beeld | |
[pagina 40]
| |
bij de arm en stoot het om zodat het in stukken op de grond valt. Dit gegeven komt in de Franse literatuur wel vaker voor. Ook in de ‘Chanson de Roland’ gaan beelden aan diggelen. Mogelijk zijn dit soort verhalen verzinsels. Het is immers twijfelachtig of er werkelijk beelden van Mohamed bestaan hebben. Willem Kuiper (Repertorium, s.v. Mamet) maakt er terecht op attent dat het binnen de islam verboden is om de profeet af te beelden. Toch, zo merkt hij op, heeft er volgens de ‘Spiegel Historiael’ IV I: 12, 7 in Andalusië een beeld gestaan, dat door Mohammed gemaakt zou zijn. In het holle beeld heeft Momammed volgens de tekst een bende duivels verstopt, die het beschermen zodat men het niet kan verwoesten. (Vgl. 12, 15: ‘Datment ghebreken niet en can’). Vermoedelijk gaat het ook hier om een fabeltje.
Dat Mirabel het beeld verwoest is opmerkelijk. Haar daad rijkt verder dan de wens materiële schade toe te brengen. Het gaat om een symbolisch gebaar. Het verschijnsel wordt ‘repraesentatio’ genoemd. Men omschrijft hiermee de veronderstelde relatie die tussen beelddrager en uitgebeelde zou bestaan. Schubert zegt het als volgt: Het gaat om de overdraagbare identiteit van beeltenis en afgebeelde persoon. Dit heeft consequenties: ‘Wenn man das Bild eines Abwesenden verletzt, so stirbt er […].’ (Schubert 1998, 260). Bij het zien van het vernielde beeld verzucht Mibrien: ‘Kijk, alles zal dood gaan en tot zwijgen worden gebracht (monddood worden gemaakt)’. (Vgl. F, v. 9713: ‘Voire, dist Mibriens, tout ert morte et sosprise’). Over Mirabel zegt de ene moslim tegen de ander: ‘Deze dame is Maria!’. (Vgl. F, v. 9712: ‘Ceste dame est Marie’). Nu wordt ons duidelijk waarom Mirabel bij de doop geen nieuwe naam kreeg, zoals in die tijd gebruikelijk was. In de Vlaamse ‘A&M’ wordt bijvoorbeeld gezegd dat Mirabel na de doop Johanna werd genoemd. (Vgl. v. 509: ‘Dat mense Johane hiet’). Mira-bel (‘mooie Mira’). de naam leest als een cryptogram. De vrouw draagt in haar naam alle letters die naar Mari(e), de Moeder Gods, verwijzen.
Rovers bevrijden intussen Aiol uit de gevangenis van Mibrien en bieden hem tegen een losgeld aan koning Gratien van Venetië aan. De koning koopt Aiol vrij. Aiol treedt nu bij hem in dienst en overwint de vijand van Gratien, de moslimvorst Florien van Thessaloníki. Fol. 165: Links vechten de dieven op leven en dood om het losgeld dat Aiol opbrengt, als keizer Gratien van Venetië (rechts met kroon) hem met de linker hand aanwijst en uit de slavernij vrij koopt. De ‘high-five’ van de twee betrokkenen bevestigt de transactie. Achter Aiol is een hoveling als getuige aanwezig. Simultane voorstelling (‘expolitio’) van twee in tijd verschillende, op elkaar volgende gebeurtenissen.
|
|