Een Aemstelredams amoureus lietboeck(1589)–Anoniem Een Aemstelredams amoureus lietboeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een nieu Liedeken, Op de wijse: Rijck Godt wie sal ick claghen. Ghy Amoruese gheesten, Hier in des werelts present. Den minsten metten meesten, Elck met zijn Liefken ient Wilt reyne liefde draghen Hier in dit aertsche dal, V lieueken sal v dan behagen Want liefden is boue al. Wilt v tot liefden spoeyen Met v Lieueken so weest verblyt, Als die bloemkens bloeyen, Al inde nieuwen tijt, hout v al bedwongen, Malcander v ionste toe biet Maer wacht v van quade nyders tongen, Zo en wert ghy niet bespiet. Reyne liefden moetmen cronen, Hier ter werelt int openbaer Jacob ghinck met Laboam wonen Om zijn lief wel veerthien Jaer. Al eer hy wilde wijcken, Van Laboam zijnen Oom Met die schone Rachgel ginck hy strycken En met Lya ten is gheen droom. Valsche minne moet versmachten Luystert en hoort my na Als Sichem ghinck vercrachten, Jacobs dochter Dina, Alsulx ginck oock bedryuen Dauids zoon Amon Daerom dede hem ontlijuen, Zijnen broeder Absolon. [pagina 61] [p. 61] Wilt ghy niet zijn bedroghen Zo ghaet wijslijck te ra Dat coste Samoson zijn ooghen, Die minne van Dalida So ons de Boecken leren Verstaet de reden mijn Sy ghinck hem zijn hayr afscheren, Ende doen vinghen hem die Phylistijn Princen ende Princieren, Malcanderen doch niet en schent En wilt toch vruecht hantieren Door liefde ist fondament De const van Retorijcken, Immer niet en versmaet Want trouwe moet blijcken O Heer comt my baet. Vorige Volgende