Herman Gorter's verzamelde werken
Herman Gorter: Verzamelde Werken II. C.A.J. van Dishoeck, Bussum en Em. Querido, Amsterdam 1948.
Het tweede deel van deze uitgave bewijst afdoend het zeer grote belang ervan. Het bevat onder de titel De School der Poëzie alle kleinere verzen die tussen 1886 en 1906 zijn ontstaan. Daaronder bevinden zich óók de verzen die Gorter later in de herdrukken had geschrapt, zodat men voortaan niet meer in de oude edities zal behoeven te snuffelen; bovendien echter zijn nog de verzen opgenomen die totnutoe alleen maar in de tijdschriften waren gepubliceerd, terwijl een van de bijlagen uit interessant, nog nooit gepubliceerd jeugdwerk bestaat. Ook de voorreden voor de verschillende edities zijn afgedrukt, zodat wij hier werkelijk een standaard-editie voor ons hebben die een onmisbare grondslag zal blijken voor elke verdere Gorterstudie. Maar niet alleen voor studie: men kan gerust de ontwikkeling van Gorter het meest meeslepende avontuur noemen dat in de Nederlandse poëzie na Tachtig is geleefd, en dat avontuur is nu gemakkelijker èn vollediger te volgen dan ooit vroeger het geval is geweest. Wij moeten Dr Stuiveling heel dankbaar zijn voor de liefdevolle ijver waarmee hij dit resultaat heeft mogelijk gemaakt, want er viel hier niet alleen een grote portie werk te verzetten, maar er was ook een belangrijke principiële kwestie op te lossen.
Gorter zelf had namelijk destijds uitdrukkelijk te kennen gegeven, dat hij geen andere dan de door hem uitgezochte verzen herdrukt wenste te zien. Geen wonder dat Mejuffrouw Clinge Doorenbos, die het beheer over zijn literaire nalatenschap heeft, heeft opgezien tegen een volledige uitgave, waar verder zulke sterke redenen (waaronder óók van piëteit) vóór spraken. Gelukkig kon hier, anders dan in het geval van Kafka b.v., een tussenweg gekozen worden, die de gelegenheid bood om ook met Gorter's eigen wens zoveel mogelijk rekening te houden. De door hem niet voor publicatie of herpublicatie bestemde gedichten zijn duidelijk als zodanig aangegeven, en mogen niet in bloemlezingen worden opgenomen of in het openbaar voorgedragen. Tegelijk komt door de opname van deze gedichten niet alleen zijn ontwikkelingsgang, maar ook zijn grootheid als dichter ten volle uit.
Want een dichter gebruikt als hij aan het schiften gaat nu eenmaal soms andere, persoonlijker