Het zelfportret
Het is eigenaardig in de kunstkritiek. Daar waar een kunstenaar in staat is geweest om zichzelf in een eigenaardige verhouding van grote spanning en volkomen het werk toegewijde rust, geheel te verliezen, ontstaat een werkelijk kunstwerk. Maar nauwelijks is het werk af en wordt het tentoongesteld, of de kunstcriticus werpt zich erop en rafelt en speurt en pluist net zolang, tot hij de persoonlijkheid die zich moeizaam van zichzelf heeft proberen los te wringen, weer heeft gereconstrueerd.
Bij de zelfportretten is dat in zekere zin gemakkelijker dan bij door natuur, stilleven of model geïnspireerde afbeeldingen. Men ziet daar ook nog de gedaante afgebeeld, waarin de schilder zich in het dagelijkse leven voordoet. Hij heeft een baard - of hij heeft er geen; hij onderscheidt zich door de kleur van zijn gelaat, ogen en haar; of door de manier waarop hij zich kleedt: in een trui of in een colbert, als artiest of als heer.
Al die gegevens samen geven al een impressie, die juist zo bedriegelijk kan werken. De prachtigste artistieke uitdossing: een trui, een baard, wat kleine zonderlinge en met raffiment gekozen versierselen, herbergen vaak een slechter artiest dan een onopgesmukt confectiepak.
De tentoonstelling bij kunsthandel M.L. de Boer, Keizersgracht 542 geeft een serie zelfportretten te zien, die zeer verscheiden is en tot deze overpeinzing aanleiding geeft.
Op zeer verschillende wijze benaderen al deze mensen dat eensoortig onderwerp. Er zijn portretten die haast alleen persoonlijke gelijkenis beogen (Rueter, van den Berg, Wolter); er zijn er die voornamelijk op kleureffect gericht zijn en waarvan de maker evengoed een stilleven als het eigen hoofd had kunnen kiezen om of te beelden. (Wiegers, Wijnberg, De Kadt). En toch moet men blijven beseffen dat er een merkwaardige intrigante inspiratie moet zijn om dat eigen hoofd, dat men steeds voelt en nooit ziet behalve voor een spiegel, eens af te beelden zoals men steeds anderen afbeeldt.
Maar juist omdat men zijn eigen hoofd, en dus ook zijn eigen wezen steeds voelt, is de verstgevorderde vorm van het zelfportret die, waarin op welke wijze dan ook, de betrekkelijkheid en de irrealiteit van het schilderswezen, in tegenstelling tot het stoffelijk omhulsel, naar voren komt. Denk eens aan de