niet altijd aan ontkomt), heeft Marja niet nodig om tot het scheppen van een innerlijk gespannen vers te komen. Integendeel, hij weet dat hier een gevaar schuilt en is er voortdurend voor op zijn hoede, zoals mag blijken uit de eerste drie regels van het gedicht ‘Daarom’ op blz. 41:
De lust mijzelf aan woorden te bedwelmen
geeft ergens mij het vage schuldgevoel
dat ik het anders doe dan ik bedoel...
Marja spreekt in deze verzen inderdaad van mens tot mens; hij dwingt de lezer hem te naderen dwars door het noodwendige en vaak belemmerende woord heen. Wat hij te zeggen heeft is altijd interessant, zo al niet steeds om het toevallige onderwerp zelf, dan toch stellig om de manier waarop hij het zegt. En daarom ook is hij een belangrijk dichter, want zijn woord wordt tot op haar primaire functie teruggebracht en deze is altijd dichterlijk! Vele verzen van generatiegenoten, die misschien eenmaal in de tijd van hun ontstaan belangrijker leken, dan de verzen van Marja, omdat zij beeldenrijker leken en evocatiever, verliezen nu bij vergelijking. Niet altijd helaas slaagt Marja er in de trivialiteit van het leven tot poëzie om te toveren (zie b.v. ‘Het Huwelijk’ op blz. 15) zoals waarschijnlijk alleen Bloem dat kan, maar toch lukt het hem vaak genoeg en dat zegt niet weinig voor de vormgevende kracht van een dichter.
Er is nog iets, dat de gedichten van Marja op een gelukkige en frisse manier onderscheidt van het werk van vele zijner tijdgenoten en dat is zijn humor, in sommige van de vroegere verzen iets te geavanceerd, wel is waar, maar in de latere verzen toch zuiver afgewogen. Deze humor is overigens niet een humor zonder meer, maar een onmisbare vorm van ironie en zij maakt deel uit van de innerlijke spanning waar ik het eerder over had, zij bepaalt, al weer, het menselijke van dit werk, dat ver boven alle aesthetische waarden uitgaat. Deze humor zorgt er tevens voor, dat de ernst van vele verzen nergens tot sarcasme en verbittering verwordt. Daarom is de essentie van dit dichterschap, ondanks alle schijnbaar opzettelijke misleiding van gewildheid of grofheid nu en dan, de belijdenis van een zeer sympathiek, positief geloof in het leven en daarom ook is het religieus, maar oprecht religieus en dit oprecht religieuze is de hele literatuur door een kenmerk van het goede en blijvende. Het religieuze, hoe ver-