Jongkind toont zich hier in al zijn vertrouwdheid met de natuur, met het Hollandse landschap ook, en in zijn grote affiniteit met de oude Hollandse meesters, Van der Neer, Van Ostade, Ruysdael, Hobbema. Waren de omstandigheden anders geweest, men zou dit alles veel eer en veel meer herkend en erkend hebben.
Doch tijdens het leven van Jongkind bloeide hier de Haagse school met zijn anders genuanceerde bestrevingen en dit ook zal de algemene erkenning van Jongkind hebben geremd. Hij ging een eigen weg en deed nimmer enige concessie aan de gegevoeligheid en de sentimentaliteit. Zijn werk kent geen andere tendens dan van het puur schilderachtige.
Men ziet in Den Haag dus een grote collectie tekeningen, etsen, aquarellen en schilderijen. Het grootste deel evenwel wordt door de aquarellen ingenomen en daarop valt onwillekeurig de aandacht. Men houdt het er voor, dat Jongkind voornamelijk in zijn aquarellen het beste heeft gegeven wat hij te geven had, want als schilder heeft hij evenals zijn eerste leermeester Schelfhout vaak uit geldnood op bestelling gewerkt. Vele van zijn Maannachten en Schaatsenrijders werden op het atelier uit het hoofd geschilderd en niet steeds is het stereotype karakter geheel vermeden. Hetgeen echter niet wegneemt, dat ook in die werken de grote kunstenaar, die Jongkind was, zich dikwijls volledig uitspreekt. De levendigheid ook van dit atelierwerk is zo groot, dat men het nauwelijks van naar de natuur geschilderd onderscheidt. Ook mensenwerk als molens, schepen en huizen gevoelde hij als natuurdingen en wist hij als natuurverschijnselen te noteren.
Opmerkelijk is te zien hoe Jongkind naderhand het Hollandse landschap schildert als buitenlander, die Holland goed begrijpt, met een toch onhollandse factuur.
Jongkind behoort tot de wereld en het komt er niet op aan of men hem als een Hollands dan wel als een Frans schilder beschouwt. In hem is voor de zoveelste maal een eenheid ontstaan uit de beide factoren: een Hollands temperament en een Franse atmosfeer. Vele Fransen hebben van zijn voorbeeld profijt getrokken en er was dus een wederzijdse beïnvloeding, die, in de schilderkunst vooral, zo vaak tot bizondere resultaten heeft mogen leiden.