censent groeit aan tot woede, wanneer hij de uitvoering beziet en de wijze, waarop dit prul wordt aanbevolen. Een smakeloze omslag met een opgeplakt plaatje, dat men vroeger wel eens zag op dozen inférieure zeep; een band met lelijk groen en protserig goud; en last but not least een aankondiging op de omslag, dat men te maken heeft met ‘een boek vol wijsheid’, ja, ‘de deugd van Pascal leeft er in naast de levensliefde van Rabelais, het bezit de eenvoud van de Negerhut, naast de trouwhartigheid van Don Quichotte, de liefde erin is wild en schoon als die van Salomo's Hooglied.’ (cursiveringen van mij). Nadat wij deze schennis van litéraire meesterwerken over ons heen hebben laten gaan, vinden wij nog een briefje, waarin de uitgever de moed heeft ‘de uitgave, waaraan door hem uiteraard veel arbeid, zorg en kosten zijn besteed, in onze vriendelijke belangstelling aan te bevelen’.
Men constateert de volgende misstanden:
1) Door het feit, dat men voor Amerikaanse romans zelden vertaalrechten behoeft te betalen, wordt het uitgevers zonder kennis van zaken bijzonder gemakkelijk en aangenaam goedkoop gemaakt de boekhandel met prullen te overladen.
2) De onvoldoende bescherming, die de Nederlandse auteur en de Nederlandse vertaler vooralsnog genieten, schept de mogelijkheid, dat uitgevers zonder verantwoordelijkheidsgevoel (om ons zacht uit te drukken!) roofbouw plegen op onze letterkunde.
De papierschaarste, die het onmogelijk maakt, dat er van goede Nederlandse romans meerdere drukken verschijnen, is een farce zolang het uitgevers mogelijk wordt gemaakt duizenden van dergelijke prullen te drukken.
Men moge een tegenstander van censuur zijn, het ware toch te wensen, dat de Vereniging van de Boekhandel in samenwerking met de Federatie zoveel macht bezat, dat zij onkundige of onwillige uitgevers kon dwingen zich te laten adviseren door auteurs met een behoorlijke kennis van zaken en tot de betaling van redelijke honoraria aan vertalers van in dat geval goede boeken.
Jan Spierdijk