Zo zei ik dan op een winderige en natte avond tegen de heer Ritter, dat hij mij een beklagenswaardig man leek te zijn.
Dit nu bleek een ruwe aantijging tot mijn blijde verrassing; een aantijging die beslist doch hoffelijk van de hand gewezen werd. Ik moet achteraf ook bekennen, dat beklagenswaardige mannen zelden met zoveel smaak een sigaar, een pijp, een cigaret en weer een sigaar roken in een tijdsbestek van laat ik zeggen, anderhalf uur.
‘Integendeel’, antwoordde mij Dr Ritter, ‘ik vergenoeg mij volkomen met hetgeen ik heb, of - als dat sterker en positiever klinkt - ik heb altijd in alles bevrediging gevonden. U moet mij goed verstaan: zuiver burgerlijk of maatschappelijk of materieel of materialistisch geredeneerd, moet de schoorsteen roken. Dat wil dan zeggen, dat in een bepaald opzicht mijn werk mijn broodwinning is en dat ik, als ik er maar brood mee win, met even veel of even weinig lust ambtenaar ben geweest als in Heerjansdam voor 't Nut gesproken heb of spreken zal zo zij mij slechts naar Heerjansdam verzoeken. Als commies aan het Ministerie van Landbouw, als secretaris van de Mijnraad en als afdelingschef ter provinciale griffie van Zeeland ben ik ambtenaar geweest en heb ik als zodanig gedaan wat een goed huisvader betaamt. Daarna deed ik andere dingen en ook toen manifesteerde - in een bepaald opzicht - die bezigheid zich in rinkelend en knisterend geld. Maar dat alles, meneer De Goede, dat alles raakt nergens het wezen’.
En toen (ik had het al zien aankomen) zaten we midden in de philosophie: ‘wie, zoals ik, een intense en borende belangstelling heeft in alle levensopenbaringen zal de verschijnselen en de verschijningen overal kunnen analyseren, zal overal studiemateriaal ontdekken, overal gelegenheid vinden om de schepper te loven en het schepsel te beminnen (ik ben zeer religieus van aard, maar houd niet van theologen), zal overal tot de zin van het zijnde pogen te gaan.’
Het was mij duidelijk en ik zou desnoods de toen volgende uiteenzetting van de wijsgerige stelsels van Plato af tot Sartre toe hebben kunnen missen.
Nadat Dr Ritter zijn kleine en charmante college beëindigd had, was het mij echter nòg duidelijker:
Hetgeen mij bij het binnenkomen de hand had geschud, hetgeen mij een sigaar had aangeboden (welke ik weigerde wijl ik geen sigaren blief) was niet een oud-ambtenaar - van dezulken