Ad Interim. Jaargang 5
(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
wel kennelijk op sensatie afgestemd, geeft deze film een voortreffelijk psychologisch beeld van dit stelletje desperate lieden en van hun individuele reactie's op de verloren zaak. Clément laat met grote virtuositeit de camera door dit duikbootinterieur dwalen en weet op meesterlijke wijze de toenemende angst-atmosfeer te suggereren. De fotografie is uitmuntend. | |
Claude Autant-Lara: Le diable au corps. (1946. sc. Aurenche en Bost, naar Raymond Radiguet, Cam. Kelber. Met Micheline Presle en Gérard Philipe).Bij de beoordeling van The Lost weekend heb ik mij enigszins vergist door aan te nemen dat de verfilming op het peil zou staan van het boek. Dit blijkt niet het geval te zijn, daar in de gelijknamige roman de accenten anders liggen: hier wordt een eindeloze, geobjectiveerde monologue-interieur gegeven welke diep graaft in jeugdherinneringen, terwijl de uitwendige handeling vrij minimaal is. In de film, daarentegen, moest al deze psychologische analyse omgezet worden in behaviourisme, hetgeen natuurlijk grote beperkingen met zich meebrengt. Daardoor viel de nadruk meer op de drankzucht, welke aanleiding gaf tot enige dankbare (en perfect gerealiseerde) filmische stunts, dan op het totale gecompliceerde raté-schap van de hoofdpersoon. De verfilming echter van Le diàble au corps, doet de oorspronkelijke roman zeker geen onrecht aan. Enige expliciete opmerkingen van de auteur moesten vervallen, de hoofdpersoon in de film lijkt minder intelligent dan die in het boek, doch de ‘story’ op zich zelf is geserreerder en beter van compositie geworden; de navrante begrafenisscène die door de hele film geweven is, betekent een grote aanwinst. Het is een enorme prestatie van energie, dat Autant-Lara, Aurenche en Bost deze film er ‘door’ hebben gekregen met dergelijke zuiverheid en eerlijkheid, en dat zij de in de filmwereld heersende duistere machten overwonnen hebben (dit heeft heel wat doorzettingsvermogen gekost tegen de producent Paul Graetz). Hiermede moet men bij de beoordeling van films rekening houden, en mijn bewondering wordt er in dit geval des te groter door. De film gaat zo diep als maar enigszins mogelijk is met haar middelen van behaviouristische psychologie en realistische dialogen (dit laatste in tegenstelling tot de ruimere mogelijkheden van dia- en monologen in een toneelstuk). Zij is | |
[pagina 91]
| |
‘filmisch’ tot in het merg, zonder nochtans in opvallende technische bravoure uit te blinken. Le diáble au corps zal klassiek worden in de geschiedenis der filmkunst. | |
Charles Chaplin: Monsieur Verdoux. ('47. sc. Chaplin, naar een idee van Orson Welles. Mederegie R. Florey en Wheeler Dryden. Cam. Totheroh en Courant).Het is Chaplins taak, verscheidene soorten van humbug en misdaad te ontmaskeren, bij welks voortbestaan vele hooggeplaatste lieden belang hebben. Monsieur Verdoux is daarbij nog wat agressiever dan zijn vorige films. en de koning van zijn clownerieën is tot een minimum teruggebracht, om zijn vinnige satire nog wat scherper naar naar voren te doen komen. De goede oude Molière zou ongetwijfeld in deze moderne versie van le Misanthrope plezier gehad hebben. Chaplin's charme is als steeds onweerstaanbaar, men is bereid hem in alles gelijk te geven, en daarom voelt men zijn executie aan het slot - een der aangrijpendste fragmenten uit zijn gehele oeuvre - als een groot onrecht, hem aangedaan. Filmtechnische tekortkomingen en onhandigheden vergeeft men Chaplin gaarne, al zou men misschien wensen dat niet Florey, maar iemand als René Clair hem terzijde had gestaan bij de regie. Het is overbodig, op te merken dat Chaplin een van de weinige genieën en een van de meest onvervangbare persoonlijkheden is, die de filmkunst tot dusver heeft opgebracht. | |
Jean Dellanoy: Les jeux sont faits. (1947 Sc. Jean-Paul Sartre: cam. Chr. Matras. Met Micheline Presle en Marcel Payliero).Dit is, mits men er niet te véél achter wil zoeken, een onderhoudende en zienswaardige film, die stof kan geven tot enige aangename kout. Existentialistische stellingen worden er niet in bewezen, want de wetten welke in de wereld waarin zich deze film afspeelt gelden, hoeven in onze wereld, waar men niet uit de dood kan opstaan, geen geldigheid te hebben. Door het beschikken over sprookjesachtige mogelijkheden kan men de gegevens immers volkomen willekeurig vaststellen en daaruit elke gewenste consequentie trekken, hetgeen heel aardig is, maar geen filosofie die aan de pretenties van het existentialisme voldoet. Met het begrip ‘bestemd zijn voor elkaar’ wordt gegoocheld in een cirkelredenering die dit hele begrip zinledig maakt. | |
[pagina 92]
| |
De ‘liefde’ wordt hier door de autoriteiten van het hiernamaals zo geborneerd opgevat, dat men voor een zekere termijn van 24 uur niets anders aan zijn hoofd mag hebben dan onafgebroken met elkaar te liggen koeren Ik vind dat bepaald onredelijk; misschien dat ook daarom Marcel Pagliero voortdurend met zo'n nurks gezicht rondloopt. Dat men op deze film met een dergelijk droogstoppel-commentaar kan reageren is een bewijs dat zij als geheel mislukt is door een gebrek aan overtuigingskracht (in tegenstelling met b.v. Les visiteurs du soir). Niettemin staat zij op een heel wat hoger plan dan het kitschige A matter of life and Death, dat zoveel van slechte smaak of snobisme getuigende bewonderaars tot zich heeft weten te trekken. Sartre schreef tevens nog een scenario, getiteld Les faux nez (gepubliceerd in la Revue du cinema), waar iemand als René Clair een aardige film van zou kunnen maken. | |
René Clair: And then there were none. (1945 Sc. D. Nichols; naar Agatha Christie. Cam. L. Andriot).Dit lijkt mij de meest geslaagde van Clair's Amerikaanse films. Hij heeft voor deze zotte geschiedenis precies de juiste toon gevonden, maar laat ons tevens in de overtuiging dat hij als regisseur veel meer waard is dan hij met deze film kan bewijzen. | |
Fank Capra: It's a wonderful life. (1947. Cam. Walkes. Met James Stewart).Men zou dit kunnen beschouwen als een tegenhanger van Monsieur Verdoux. Chaplin's intelligente pessimisme wordt hier ‘bestreden’ door Capra's irrationele optimisme, dat meer met bidden dan met denken te maken heeft. Het is wel onvriendelijk om deze ongetwijfeld charmante en soms opwekkende film ‘volksbedrog’ te noemen, maar deze kwalificatie is hier zeker op zijn plaats. De reële oplossing van maatschappelijke problemen wordt er zorgvuldig in omzeild, men krijgt veeleer het advies, altijd nog maar het beste te hopen, ook als alles beroerd gaat. De eerste helft is niet vrij van langdradigheden en enige hinderlijke, want menskundig niet verantwoorde, braafheid. Maar van het ogenblik af dat de hoofdpersoon zijn geld verliest, stijgt het peil aanmerkelijk, en de episode waarin hij, onder leiding van de Engel 2e kl. (een heel aardige kunstgreep) gewaar wordt, hoe de ‘wereld’ er zònder hem zou hebben uitgezien is, hoe simplis- | |
[pagina 93]
| |
tisch ook uitgebeeld, zeer boeiend en van een diepere betekenis zelfs dan in dit verband blijkt. | |
S.M. Eisenstein en D. Wassiljef: Alexander Nevski. (1938. Sc. Pavlenko Eisenstein, cam. Tissé).Evenals Iwan de Verschrikkelijke een monumentale. naieve en ietwat belachelijke ‘opera’, vol van het domste wapengeketter, afgewisseld door rhetorisch gebral. De beeldvlakken zijn fraai, vooral in het begin, (Iwan was op dat punt nog beter), doch afgezien van de ‘mise en cadre’ is de fotografie bepaald slecht: de belichtingen zijn lelijk, stijlloos en soms toneelachtig. Met alle respect voor Eisenstein's baanbrekende werk, vraagt men zich echter af, of een Cecil B. de Mille van dit gegeven niet iets veel beters zou hebben gemaakt. | |
Jean Dréville: Copie conforme. (1946. Sc. Companeez, Nino Frank, Jeanson; cam. A. Thomas. Met Louis Jouvet).De eerste helft is buitengewoon vermakelijk en bevat vele verrassende en humoristische vondsten. Verderop komen er teveel trage en doorzichtige complicaties die het tempo ophouden. Het blijft een goede documentatie van Jouvet's virtuoze, maar niet geheel op de film afgestemde spel in zijn dubbelrol. | |
Ralph Smart: Bush Christmas.Een goed gemaakte, alleraardigste Australische kinderfilm; sympathiek door een volkomen gebrek aan ernst en prekerigheid. Het Hilversumse product Dik Trom slaat hiernaast een vrij pover figuur. | |
Luigi Zampa: Vivere in pace. (1947).Een zeer origineel scenario, voor een oorlogsfilm ongewoon humoristisch. Het slot is prachtig. Eric Terduyn |
|