Filmkroniek
William Wyler: The best years of our lives. ('47. Sc.: Rob. Sherwood, naar Mackinlay Kantor. Cam.: Gregg Toland).
Het probleem van de terugkeer van gedemobiliseerden in de maatschappij wordt hier behandeld op een wijze die zeer naar het ‘gemiddelde’ gericht is. Elk der drie hoofdpersonen staat hier minder als een individueel geval dan wel als een symbolische figuur die duizenden anderen vertegenwoordigt. Niettemin zijn de personnages reëel en aanvaardbaar, zij missen echter precies datgene wat hen een onvervangbare individualiteit zou kunnen geven en waardoor zij ons menselijk zouden boeien. Men merkt doorlopend de ál te bedachtzame constructie van het scenario, de voorzichtigheid om vooral niet van de gemiddelde af te wijken. De geest van deze film is didactisch-realistisch, en past eigenlijk nog geheel in het kader van de vroegere Amerikaanse oorlogs-propaganda-films.
Dat men drie uur lang geboeid blijft is ongetwijfeld te danken aan de superbe regie van William Wyler, aan de meesterlijke enscénering en de voortreffelijke fotografie. Het tempo is langzaam maar niet te traag, de camerabehandeling is vrij statisch en van een uitermate geraffineerde beeldvlakverdeling, in hoogte en breedte, maar ook in de diepte. wat mogelijk was door de grote scherpte-diepte der ‘pan-focus’ opname-techniek.
Verreweg de sympathiekste figuur onder al deze op het doek rondwandelende gemiddelde leeghoofden is ongetwijfeld Harold Russell, vooral ook omdat hij menselijk het échtst is, omdat hij zichzelf speelt: de matroos die zijn beide handen verloren heeft en zich met haken moet behelpen. Men vraagt zich echter af, of alle oorlogsverminkten tenslotte zo gelukkig terecht komen als deze.