| |
Rex Warner
Wederopstanding van de allegorist
Wij leven in een tijd, waarin politieke problemen een grote rol spelen, groter dan religieuze problemen. Politieke gebeurtenissen hebben voor een belangrijker deel dan voorheen bezit genomen van onze gedachte- en gevoelswereld; zij maken deel uit van onze angsten en zorgen en zijn nauw gebonden aan onze persoonlijke strijd om zelfhandhaving. De zorg om den brode van de kleine mens is als het ware symbool geworden van de zorg om den brode van de grote wereld; onze persoonlijke angst voor de dood is opgenomen in de bedding van doodsangst, welke onze ganse beschaving heeft aangetast. Door middel van een keur van technische apparaten worden wij van dag tot dag geconfronteerd met rampen en onheilen, met ongeluk en verderf, met haat en vervolging. Wij zien hoe de wereld schreeuwt om geloof, ideeën, overtuigingen, die zij verloren heeft, en wij zien hoe handig politieke marskramers en venters in velerlei quasi-wijsgerige opvattingen hun slag slaan bij massa's, die zo hongerig zijn, dat zij bereid zijn alles te slikken, zolang iemand maar beweert, dat het brood is. Men
| |
| |
roept zo luidruchtig om bezinning en vrede, dat het anderen onmogelijk wordt gemaakt zich te bezinnen of in vrede te leven. Overal ziet men verwarring en versnippering; overal een hunkering naar verlossing, doch een groot wantrouwen ten aanzien van ieder, die het woord verlossing in de mond durft nemen of zich verlosser zou durven noemen.
Is het in een dergelijke wereld nog mogelijk zich te isoleren, en zo ja, is een isolement gerechtvaardigd? Het is een vraag, die ieder mens zich bij tijden stelt, wanneer hij zoekt naar die vorm van evenwichtigheid, welke het geluk het meest nabij komt, en die zich toch soms onder zulke eenvoudige woorden vangen laat. ‘Al het ongeluk van de mensheid vindt zijn oorzaak in één ding, namelijk dat de mens zich niet rustig in een kamer kan ophouden,’ zei Pascal. Maar heeft men recht op een dergelijke rust, en zal men erin slagen die rust te vinden, wanneer de kranten worden binnengebracht en de radio wordt aangezet, zodat wij moeten lezen en horen, dat nog overal ter wereld vervolgd en gemarteld wordt, dat de boom van het boze niet met wortel en tak is uitgerukt, maar nog steeds nieuwe loten schiet, dat het kwaad ons aankijkt, wanneer wij ons gezicht buiten de deur vertonen en zelfs wellicht, wanneer wij ons voor de spiegel staan te scheren? Dit zijn vragen, waarmede ieder mens zich in deze tijd bezighoudt, maar die veel moderne schrijvers naar de keel grijpen, hier en elders.
In Engeland leeft thans een jonge generatie dichters en schrijvers, die deze problemen van alle kanten beziet, van alle kanten, omdat zij door de aard van hun persoonlijkheid vaak sterk uiteenlopen. De jonge dichter Stephen Spender zegt bij voorbeeld het volgende over de taak van de dichter in deze tijd:
‘De dichters worden voor het probleem gesteld, dat zij in de bevattelijke termen van de verbeelding de chaos van deze door politiek geobsedeerde wereld moeten overbrengen. Wij leven temidden van verschijnselen en kwesties, welke met elkaar in conflict zijn, zoals de strijd op leven en dood tussen naties en klassen, de worsteling van een nieuwe maatschappelijke orde om tot ontwikkeling te komen. Bovendien worden wij voortdurend verontrust door verpletterende, stoffelijke gebeurtenissen als oorlogen en revoluties. Het probleem is om de aard van deze gebeurtenissen te begrijpen en hen over te brengen in de heldere taal der verbeelding, waar zij bestaan in hun eigen logische verschijningsvorm, welke los staat van de realiteit, maar
| |
| |
waarin niettemin de waarheid van deze realiteit haar weerspiegeling vindt.’
Doorgaand op deze stelling van Spender, zal de dichter en zeer zeker ook de prozaschrijver in deze tijd, zich niet blind mogen staren op uiterlijke verschijnselen in deze verwarde wereld, maar moeten zoeken naar de innerlijke beweegredenen, de historische achtergronden, de maatschappelijke condities, kortom alle vormen, welke tot deze verschijnselen hebben geleid. Daarbij dient hij zich te hoeden voor elke vorm van orthodoxie, en vooral religieuze of politieke orthodoxie, omdat deze belemmerend werkt zowel op zijn uitzicht op de wereld als op het inzicht in zichzelf, en zeer zeker op de vrije loop van zijn verbeelding. Een ander gevaar vormt de orthodoxie van het realisme, een kunstvorm, welke een dimensie mist, en de indruk maakt van zelfvoldaanheid, omdat het kind toch bij de naam genoemd werd.
Rex Warner, de meest op de voorgrond tredende jonge Engelse prozaïst van het ogenblik, verdedigt zowel in theorie als in de practijk een allegorische schrijfmethode, en doet een aanval op de puriteinse realist, die vasthoudt aan wat de Engelsen noemen ‘the spadeishness of every spade’. In zijn bundel essays ‘The Cult of Power’, waarin hij de meest uiteenlopende onderwerpen behandelt als ‘De studie der Klassieken’, ‘Notities over de taal van AEschylos’, ‘Dostojewski en de ineenstorting van het Liberalisme’, ‘Over het lezen van Dickens’, en ‘Over vrije meningsuiting’, verdedigt hij de allegorische méthode tegenover de realisten en begint ermede met erop te wijzen hoe vaak wij al allegorische beeldspraak gebruiken in onze omgangstaal. Om enkele voorbeelden te noemen, wanneer wij spreken over ‘God, de Vader’, ‘Moeder Aarde’, een ‘bliksemaanval’ of zeggen, dat wij ‘ergens de buik van vol hebben’. Bij de allegorische methode beschrijft men iets, terwijl men het doet voorkomen, alsof men iets anders beschrijft, en deze ogenschijnlijk omslachtige wijze van werken is in staat om door haar nieuwheid, haar originaliteit een nieuw licht te werpen op oude waarden, en verhoudingen tussen begrippen en verschijnselen weer te geven, welke anders verborgen blijven. Wanneer ik spreek over nieuw, bedoel ik daar natuurlijk niet mee, dat de méthode nieuw zou zijn - alleen al in de Engelse literatuur zoudt U mij onmiddellijk John Bunyan's ‘Pilgrim's Progress’ uit 1676 of Swift's befaamde ‘Gulliver's Travels’ uit de 18e eeuw voor de voeten kunnen werpen - ik wil
| |
| |
slechts zeggen, dat zij de schrijver nieuwe mogelijkheden verschaft - en dat geldt voor alle tijden - omdat hij door een zeer eigen beeldspraak, en een vaak zeer originele verhouding tussen het begrip dat beschreven, en het begrip dat slechts gesuggereerd, doch eigenlijk bedoeld wordt, onze aandacht verscherpt en ons tot nadenken brengt. Er bestaat bovendien wel degelijk verschil tussen oude allegoristen als Bunyan en Swift en die uit moderner tijden als Dostojewski, Dickens (beide schrijvers die de allegorische méthode veelvuldig hebben toegepast!), Rex Warner en George Orwell. Warner wijst er in zijn essay op, dat Swift een normaal mens in een abnormale omgeving plaatst, ten einde de abnormaliteiten van de normale mens te hekelen. In Lilliput wordt de normale Gulliver door pygmeeën overrompeld. Wij constateren met schrik en ontzetting, welk een absolute macht deze kleine wezens kunnen uitoefenen, wanneer zij zich in massa vertonen; maar evenzeer constateren wij, dat ditzelfde ook voor mensen opgaat. De mèthode van Dickens of Dostojewski is lijnrecht het tegenovergestelde. Mensen die wij als heel normaal zien, worden soms heel bijzonder - oppervlakkig lijken zij doodgewoon, maar wanneer wij dieper doordringen, ontdekken wij, dat zij geestlijke en sociale machten vertegenwoordigen, die ver boven het persoonlijke uitgaan. Rex Warner realiseert zijn opvattingen ook in de praktijk.
Over zijn leven en publicaties enkele korte notities. Hij werd in 1905 in Gloucestershire geboren en studeerde o.a. in het Wadham College in Oxford. Hij studeerde Oude Talen en Engels en was tot voor kort leraar. De eerste bom, die op Londen terecht kwam had bijna een eind aan zijn leven gemaakt. Hij sloot zich aan bij een Home-Guard Luchtafweerbatterij, dat leger van vrije-tijd-soldaten, dat zich vaak zeer verdienstelijk heeft weten te maken, en verkreeg zoals hij zelf bescheiden zei: ‘een onaanzienlijke staat van dienst.’ Later aanvaardde hij de betrekking van Directeur van het Britse Instituut te Athene. Zijn eerste publicaties, een bundel verzen en de allegorie ‘The Wild Goose Chase’ zijn van 1937. In 1938 publiceerde hij ‘The Professor’, een roman over een land, dat in angstige spanning wacht op het binnenmarcherende leger van een naburige, vijandige mogenheid, en dat vooral ten gronde gaat door de halfslachtige houding van zijn politieke leider, een professor, die men louter om zijn onkreukbaar- | |
| |
heid tot hoofd van de staat benoemd heeft. Dit belangwekkende boek, geïnspireerd op het gebeuren in Tsjecho-Slovakije, maar des te indringender omdat het van de feitelijkheden is losgeweekt, zodat het ons in ons besef versterkt, dat dergelijke dingen overal konden en zelfs nog kunnen gebeuren, zal binnen afzienbare tijd ook in het Nederlands verschijnen bij de Uitgeverij A. Manteau N.V. te Brussel, waar reeds eerder een vertaling van ‘The Aerodrome’ (1941) verscheen. Daarna kwam nog uit ‘Why was I killed?’ een belangwekkende dramatische dialoog (1943), waarop ik nog terugkom. In 1945 verscheen een Engelse vertaling van de ‘Medea’ van Euripides, terwijl in datzelfde jaar een nieuwe bundel gedichten ‘Poems and Contradictions’ werd uitgegeven.
‘Het Vliegveld’, het enige boek dat u zich direct in een goede Nederlandse vertaling kunt aanschaffen, behandelt de strijd tussen twee machten. Aan de ene kant een oud dorp, waar de tradities tot op de draad versleten zijn, waar de woorden van Squire en dominee hol zijn gaan klinken door hun leegte, en de waarden innerlijk zo verrot en vergaan zijn, dat zij alleen nog maar kunnen dienen als camouflage van schijnheiligheid en bedriegerijen. Aan de andere kant een vliegveld, dat zich meedogenloos uitbreidt en het dorp meter voor meter opslokt; dat onder commando van een onbarmhartige, ijzeren luchtmaarschalk met zijn’ leuzen en phrasen, de schijn van eerlijkheid mee heeft, een gemakkelijk spel speelt met de verteerde levensopvattingen van de dorpsgemeenschap, maar dat ten slotte tot ondergang gedoemd is door zijn aan waanzin grenzende starheid en discipline, zijn onbarmhartige vertrapping van kaf en koren, van iedere levenskiem. Om u een indruk te geven van het karakter van de luchtmaarschalk wil ik een kort fragment citeren. In dit deel trekt hij van leer tegen zijn opstandige discipel Roy, een der hoofdfiguren uit het boek, die in werkelijkheid zijn zoon is, een feit, dat bijna tot het einde van de roman verborgen blijft. Roy die opgevoed is door de dominee en de dominese van het dorp (de laatste is zijn moeder, de eerste zijn vader niet) heeft aanvankelijk een intense afkeer van het Vliegveld en zijn aanhang, maar wordt door zijn geliefde omgepraat en neemt dienst. Hij wordt de vertrouweling van de luchtmaarschalk, maar kan zich tenslotte al evenmin losmaken van zijn verleden als van zijn hunkering naar de goede en boze dingen,
| |
| |
die dit leven gezamenlijk zijn inhoud geven. De dictator doet alle mogelijke moeite om Roy weer te brengen op wat hij als het rechte pad beschouwt en zegt dan o.m.: ‘Ik zou willen, dat je begreep, dat het absoluut onvoldoende is de maatschappij te laken om haar onbruikbaarheid, haar verspilzucht, haar domheid. Dit zijn alleen symptomen. Wij vechten tegen de zielen der mensen zelf. Ieder van hen en elk van hun ideeën moeten wij verafschuwen. Bedenk hoe zij aan de aarde gebonden zijn, voortwroetende van de ene klomp modder naar de andere, terwijl zij zich zwakjes voorstellen, dat er een onderscheid bestaat tussen de twee, en niet in staat zijn zich een uiteindelijk doel voor ogen te houden, immer en altoos vastgeankerd in hun ellendige en onbelangrijke geschiedenissen, met één woord de hele miserabele geschiedenis van de mens op aarde. De godsdienst, die gedurende lange eeuwen een veredelende, of een misleidende uitwerking heeft gehad, is verdwenen. Het ras, dat wij, onder alle mensen, nu dienen te beschermen is een ras van fortuinzoekers en sentimentelen, ongedisciplineerd behalve door krachten die zij niet begrijpen, ongevoelig voor alles behalve voor de laagste, gemeenste, de meest mechanische stimulansen. Dàt beschermen! Wij zullen vernietigen wat wij niet kunnen veranderen.’
Aan het einde van het boek stort de wilde dictator met zijn voornaamste volgelingen in een vliegtuig neer. Dan volgt in enkele zinnen, in de overpeinzingen van Roy, datgene wat wij als een synthese kunnen beschouwen, en als een waarschuwing aan de mensheid kunnen zien:
‘Nu was hij dood, en binnenkort zou de ganse organisatie die hij had opgebouwd door de dood van al haar leiders ineenstorten - van de voorgenomen plannen zou niets terechtkomen. Doch het was niet alsof hij nimmer had bestaan, want niemand die hem gezien had kon hem vergeten, tot in de verste uithoeken van het land was de macht van zijn ideeën doorgedrongen en nooit zou de oude manier van denken ze geheel waarheid van bevestigen.
Dit werd geschreven in het jaar 1941 en wij mensen van 1947 kunnen er wellicht de waarheid van bevesttigen.
De kracht van deze roman rust in de eerste plaats op de ideeën, die eraan ten grondslag liggen, en die volkomen werden opgevangen in de allegorische vorm. Door een wereldconflict, waarvan de strijd tussen de asmogendheden en de democratieën
| |
| |
ten slotte slechts een onderdeel vormde, terug te brengen tot een verbeeld conflict tussen een dorp en een vliegveld, heeft Rex Warner inderdaad bereikt wat Spender als eis stelt: ‘Hij heeft de aard van de gebeurtenissen begrepen en is erin geslaagd deze over te brengen in de heldere taal der verbeelding, waar zij bestaan in hun eigen logische verschijningsvorm, welke los staat van de realiteit, maar waarin niettemin de waarheid van deze realiteit haar weerspiegeling vindt.’ Hij heeft het verwarrende puin van vooroordelen en bijkomstige bijzonderheden weten op te blazen, zodat de conflicten zuiver kunnen worden gezien en gepeild. Doordat hij de problemen los gemaakt heeft van de landen, waarin zij het eerste en het gemakkelijkst hun voedingsbodem hebben gevonden, i.h.b. Duitsland, heeft hij er nog eens sterk de aandacht op gevestigd, dat wij het kwaad overal dienen te zoeken, tot in onze scheerspiegel toe. Warner heeft daarbij de bijzondere kwaliteit, dat hij over een zeer persoonlijke stijl beschikt, prachtig, sober, lucide. De geest, welke achter dit boek staat ontmaskert elke phrasologie en weet sommige afgesleten begrippen, die wij bij onszelf verloren wisten, opnieuw te zetten, zodat zij weer gaan schitteren.
Elke vorm van kunst heeft zijn eigen gevaren. De gevaren van een allegorische roman lijken mij daarin te liggen, dat de karakters ondergeschikt gemaakt dienen te worden aan de ideeën, zodat zij licht kunnen ontaarden in typen, terwijl de handeling als het ware door diezelfde ideeën gedetermineerd wordt. Dit gevaar heeft Warner niet altijd kunnen ontwijken. Weliswaar heeft een grote psychologische kennis hem voor het scheppen van typen behoedt, maar hier en daar hebben zijn personen toch iets stug-schematisch gekregen en weten zij ons wel door hun ideeën mee te slepen, maar niet door hun handelingen te ontroeren. Wanneer men Warner in dit opzicht vergelijkt met bijvoorbeeld Dostojewski, die toch ook allegorische méthodes in zijn werk heeft toegepast, dan zou men dit willen wijten aan een verschil in temperament. Dostojewski met zijn grote emotionaliteit, die overal door de rationele elementen heenbreekt, heeft misschien minder gedacht aan de logische consequenties van een bepaald karakter, maar heeft dit meer warmte en veel meer leven gegeven.
Sterker dan in ‘Het Vliegveld’ voel ik dit bezwaar in de dramatische dialoog ‘Why was I killed?’. Een soldaat wordt in de oorlog dodelijk getroffen. Hij
| |
| |
verschijnt onzichtbaar op aarde weer, in een kathedraal, bij het graf van een ‘onbekende soldaat’. Daar ontmoet hij een gezelschap van zes personen, ‘sightseeers’ in gezelschap van hun gids. De priester in de kathedraal stelt aan deze zes mensen de vraag, die de gestorven soldaat zou willen stellen: ‘Neem aan, dat deze onbekende soldaat u zou willen vragen: “Waarom werd ik gedood?” Wat zou uw antwoord zijn.’ Er ontstaat een twistgesprek tussen de leden van het gezelschap, tussen de man met grote invloed, de jongeman uit de vliegtuigfabriek, de Duitse intellectuële emigrant, de man die in Spanje tegen het fascisme heeft gestreden, en de oudere, door de oorlog alleen achtergebleven vrouw. Geen van hen weet een bevredigend antwoord te geven, maar de dode soldaat die bevrijd is van de banden van ruimte en tijd bezit de macht om in hun leven terug te kijken, en komt tot de slotsom, dat ieder antwoord een resultaat is van persoonlijke levenservaringen en omstandigheden, van maatschappelijke achtergronden, van schijnbare toevalligheden. Ieder antwoord blijkt wáár, vanuit het léven van degene, die antwoord geeft, ook dat van de priester, de enige die in staat blijkt in zekere mate de visioenen van de dode te delen. Niettemin wordt de dode voor een groot gedeelte teruggeworpen op zijn eigen visioenen. Dit is kort, schematisch de inhoud van het zeer ideeën-rijke boek. Persoonlijk ben ik, misschien bevooroordeeld door fims in de trant van ‘A Matter of Life and Death’ van dergelijke gegevens nogal afkerig, door het bijna onontkoombare ‘kitsch’-element, dat stuitend is en niet gerechtvaardigd wordt door de zin van de vraag, die gesteld wordt, en stellig niet door de zin van het gegeven antwoord. Niemand zal een bevredigend antwoord op dergelijke vragen kunnen geven, ook een intelligent romanschrijver als Warner niet, maar de zin van zo'n boek is,
dat de vragen gesteld worden, omdat zij ook steeds bij ons opkomen! Wat het gegeven Warner zeker verschaft heeft, is de mogelijkheid om karakters te scheppen, die sterker zijn dan hij hier gedaan heeft. In dit boek zijn zij te veel belichamingen gebleven van zijn ideeën, zij het dat deze ideeën op zichzelf in zulk een bijzondere mate de moeite waard zijn, dat zij een vertaling van deze dramatische dialoog alleszins rechtvaardigen.
Het is een intellectueel genot dit boek te lezen, het appeleert sterk aan onze gevoelens, waar wij zelf het sterkst bij de problematiek ervan betrokken zijn geweest,
| |
| |
waar wij de ervaringen van de overigens psychologisch goed ‘getroffen’ personen hebben gedeeld of hebben gekruist. En is dit niet een verdienste, die een roman doet uitsteken boven het merendeel van de in de laatste tijd gepubliceerde boeken, die betrekking op ónze problemen hebben?
Jan Spierdijk
|
|