Dichter en wereldbeeld
Aantekeningen bij nieuwe Engelse poëzie
In een der voortreffelijke studies uit zijn essaybundel Lier en lancet spreekt Vestdijk over de generatie spontanes der ‘moderne’ poëzie, welke poëzie volgens hem ‘als een absolutum, kant en klaar’, aan het wereldbrein ontsproten schijnt. Het is een van die intuïtieve vondsten in het essayistisch oeuvre van deze veelzijdige schrijver, waardoor ik steeds meer de overtuiging krijg, dat hij veel meer ‘dichter’ is dan men van zekere zijden wel eens beweert. Immers ieder die zich enigszins met de ‘moderne’ poëzie (welke men, globaal gezien, in het midden van de vorige eeuw kan laten beginnen) heeft bezig gehouden, zal de geniale samenvatting van Vestdijk's formule moeten erkennen: de ‘moderne’ poëzie is ‘anders’ dan die van voorgaande eeuwen. Inmiddels zijn wij, in Nederland o.a., met de uitlopers van deze poëzie behoorlijk in een slop geraakt, en het is nu alleen maar de vraag of men bij een nauwkeuriger analyse aan de definitie van het ‘aan het wereldbrein ontsproten absolutum’ vasthouden kan.
Natuurlijk kan ik in deze aantekeningen bij het recente werk van een drietal Engelse dichters moeilijk de pretentie van zulk een analyse op mij nemen, maar terloops wil ik toch op enkele punten wijzen. Het komt mij dan voor, dat het verschijnsel dat de moderne poëzie ‘anders’ is dan de voorgaande, dat zij duister, chaotisch en vaak moeilijk te benaderen is, niet zozeer samenhangt met een spontane generatie, als wel met het feit dat de mensheid sedert de 19e eeuw bezig is zich een nieuw wereldbeeld te vormen. Ook de poëzie der Renaissance is ‘anders’ dan die van vroegere eeuwen; ook een figuur als Shakespeare zit vol duistere en chaotische elementen. Niemand zal er een ‘toeval’ in willen zien, dat de poëzie der Renaissance ongeveer samenvalt met het vervangen van het Ptolemeïsche wereldbeeld door het Copernicaanse. Is het dan wel toeval, dat de nieuwe inzichten op natuurwetenschappelijk gebied, zoals die zich sedert een aantal decennia hebben ontwikkeld en die een grote omwenteling betekenen in het wereldbeeld van de mens, vergezeld gaan van een ‘stuurloosheid’ der poëtische en, in het algemeen, aesthetische kriteria? De felle strijd welke tussen beide wereldoorlogen, en in ons land ook thans nog, juist over deze kriteria wordt uitgevochten,