Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 346] [p. 346] Vrouw Altijd dacht ik dat ik haar mocht houden, en al deed ik norsch en nonchalant, hààr arm was mij toch de meest vertrouwde en haar wezen mij het diepst verwant. Van de wereld die haar daaglijks knauwde zag ik enkel maar de buitenkant, maar nu weet ik, als zij ver weg schouwde, hoe zij innerlijk werd opgebrand. Kom maar, zei ik, dat ik je zal warmen, want zij lag zoo ver, zoo stijf, zoo dood, maar er kwam een vreemde in mijn armen, en haar oogen bleven leeg en groot, toen ik, in een woest en wreed erbarmen, d'eigen doodsnood stilde in haar schoot. Ed. Hoornik Vorige Volgende