Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 247] [p. 247] John Masefield (1876-) De landverhuizer Toen ik langs Daly's loods kwam, hoorde ik de jongens daar De horlepijp aan 't dansen, Driscoll was vedelaar; Zeelaarzen deden schudden de ruwe planken vloer, Maar ik ging naar het westen, mijn hart werd toegesnoerd. Door heel het winderig dorp heen klonk 't leven in mijn kop: Zeelaarzen, stampend, schuiflend, en tranen welden op. Het wijsje pijpte en trilde, 't gezang klonk klaar en luid - Maar ik ging naar het westen, mijn stem gaf geen geluid. De grijze stenen huizen, de nachtwind vinnig toen, De heuvels bleek in 't maanlicht, het jonge koren groen, Haardvuren rood en vriend'lijk, en goede vriende' erbij; Maar ik ging naar het westen, en 't schip verwachtte mij. Max Schuchart Vorige Volgende