Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 246] [p. 246] Ernest Dowson (1867-1900) Non sum qualis eram bonae sub regno Cynarae Vannacht, de laatste nacht, tussen haar lippenlijn Viel er uw schaduw, Cynara! uw adem vloog Over mijn ziel tussen de kussen en de wijn En ik was troosteloos, door oude lust verbrand Ja, ik was troosteloos en boog het hoofd: Ik ben u immer trouw geweest, Cynara! in mijn trant. Die nacht sloeg op mijn hart haar hart zijn snelle slag, Die nacht lag ze in mijn arm van liefde en slaap vervuld, Ik voelde wat gekochte mond aan zoetheid bracht; Maar ik was troosteloos, door oude lust verbrand, Toen ik ontwaakte en zag de dag verhuld. Ik ben u immer trouw geweest, Cynara! in mijn trant. 'k Ben veel vergeten, Cynara! op wind teloor, Smeet 'k rozen, rozen stuk met bandelozen buur Dansend, om weg te vagen uw leliën, die 'k verloor; Maar ik was troosteloos, door oude lust verbrand, Ja, al die tijd, - de dans was lang van duur: Ik ben u immer trouw geweest, Cynara! in mijn trant. Ik riep om wilder klanken en om sterker wijn, Maar als het feest voorbij is en de lampen doven Dan komt uw schaduw, Cynara, uw nacht verschijnt En ik ben troosteloos, door oude lust verbrand, Ja, honger naar de lippen van mijn droom. Ik ben u immer trouw geweest, Cynara! in mijn trant. Jan Spierdijk Vorige Volgende