Ad Interim. Jaargang 5(1948)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] De beuk Hoog naar den hemel is hij opgericht, Recht en gespierd, en in het dalend licht Staat hij gelijk een vorst zoo trotsch en stil, In zich gekeerd en schijnbaar zonder wil. Zijn huid is glad en onaandoenlijk koel, En wie hem ziet, herkent een jong gevoel Van ademloos verwachten en van pijn, Dat warm en kwetsbaar als een kind doet zijn, Totdat een hand streelt langs het huivrend naakt, En diep in mij een vreemde bron ontwaakt, En water stroomt... ik ben niet meer alleen, Want wat ik was, is met de aarde één. K.H.R. de Josselin de Jong Vorige Volgende